essays en beschouwingen over kunst en het leven
Moderne Nomade
  • about
  • Essays en Recensies
  • Contact

speels met een dwangmatige ondertoon

2/9/2017

0 Comments

 
Solo-expositie ‘Say Cheese’ van Martin Creed in Museum Voorlinden
 
Na de minimalistische kleurvlakken van Ellsworth Kelly vond de artistiek directeur van Museum Voorlinden Suzanne Swarts het tijd voor iets heel anders. De tweede solo-expositie is daarom gewijd aan de wereldberoemde kunstenaar Martin Creed. Zijn performances, muzikale interventies, stapelsculpturen en bonte schilderijen ogen feestelijk, maar zijn gebaseerd op strenge regels. 
 
‘Heel Voorlinden is in de ban van Martin Creed’, vertelt Swarts bij de opening.
Niet alleen omdat zijn werken nu overal in het museum te zien en vooral te horen zijn, maar ook doordat de opbouw van de tentoonstelling een gigantische klus was. Tien dagen lang zijn zestien mensen non-stop bezig geweest. In plaats van de geselecteerde werken in de zalen te installeren, moest team Voorlinden veel werken namelijk zelf vervaardigen. De instructies die Creed hierbij gaf waren uiterst gedetailleerd en complex. ‘Voor het werk No. 1779 bijvoorbeeld, moesten we met een verfroller in exact twee bewegingen rode ruitvormen op een wand schilderen’ meldt Swarts. Een vervelende bijkomstigheid was dat de breedte van de ruiten gelijk moest zijn aan de breedte van de roller. De imperfecties die deze handicap veroorzaakte mochten van Creed niet gecorrigeerd worden. Vergelijkbaar frustrerend was het werk No. 1806. Hiervoor moest het opbouwteam in webshops op zoek gaan naar 104 unieke soorten gekleurde tape en deze met de hand in verticale lijnen zo recht mogelijk op de wand plakken. De moeilijkheid hiervan was dat de tape voortdurend aan je vingers bleef kleven. Ook het ophangen van duizend ingelijste broccoli-afdrukken (No. 1000), het verpotten van een rij cactussen (No.587) en het opstapelen van 1347 wc-rollen (no. 1826) bleek uitdagender dan verwacht. De performances spannen echter de kroon wat betreft vereiste inspanning. Zo moet ieder moment dat het museum open is een pianist één voor één alle toetsen van een piano aanslaan. Daarnaast worden er op gezette tijden door een wandelorkestje punk nummers van Creed gespeeld en op bepaalde dagen zal er elke 15 seconden een hardloper voor de glazen achterwand van het museum moeten ‘rennen voor zijn leven’. Veel mensen hadden zich hiervoor aangemeld, maar omdat korte-afstand-sprints belastend zijn voor de gewichten heeft het museum alleen semiprofessionele hardlopers in dienst genomen die elkaar volgens een strak rooster aflossen. ’Als ik had geweten waar ik aan begonnen was, had ik een meer bescheiden selectie werken gemaakt’ vertelt Swarts. ‘Gelukkig wist ik bij het samenstellen van de tentoonstelling nog niet aan welke strenge eisen ieder werk moest voldoen en is het nu toch gelukt om maar liefs veertig werken te presenteren’.    
 
Dwangmatig
Dat Creed als befaamd kunstenaar hoge eisen stelt aan zijn kunst is logisch, maar waarom hij zo dwangmatig vasthoudt aan toch vooral willekeurig gekozen tijden en regeltjes is minder helder. Swarts laat doorschemeren dat Creed een wat excentrieke man is die last heeft van opmerkelijke fobieën en neurosen. Zo heeft hij een bijna ziekelijke afkeer van kaas, verzamelt hij graag zijn eigen haren en wordt hij regelmatig getroffen door angstaanvallen die hem ervan weerhouden naar sociale activiteiten te komen. Zijn kunst gebuikt hij om de chaotische wereld waarin hij leeft overzichtelijk en geordend te houden. Creed lijkt dit beeld van zichzelf te bevestigen met opmerkingen in de trant van ‘de wereld is een rommeltje en ik wil alles opruimen’. Maar hoe geordend zijn individuele kunstwerken ook mogen zijn, de expositie als geheel maakt allerminst een overzichtelijke indruk. Zo word je als bezoeker, nadat je bij de entree een benauwend ballonnenbad hebt doorkruist, in de eerste zaal blootgesteld aan het zenuwslopende getik van 39 metronomen die in 39 verschillende standen staan. Om de spanning extra op te voeren staan er tussen de talrijke stapelsculpturen knipperende neonlichten die teksten als ‘Don’t Worry, ‘Say Cheese’ en ‘Everything will be alright’ op je af vuren. Als je geluk hebt, kun je naast het onophoudelijke pianogepingel ook de punknummers van het orkestje horen die als oorwurmen door de expositie paraderen. Zijn Creeds kunstwerken oprechte pogingen om orde in de wereld aan te brengen? Of drijft Creed juist de spot met elke vorm van dwangmatigheid door de bezoeker onder te dompelen in een soort neurotische chaos?  
Wie het weet mag het zeggen. Hoe dan ook, Creed komt met alles weg. Zo won hij met een soortgelijk werk als het getoonde ‘A lamp going on and off’(waarbij een lamp steeds aan en uit gaat) in 2001 de prestigieuze Turner Prijs. Zijn hardlopers mochten in 2008 ook al in de Tate langs de kunstwerken sprinten. En zijn geniale tekst ‘Everything is going to be alright’ heeft een permanente plek op de gevel van het Scottisch National Gallery. Behalve irritant is het werk van Creed toch ook verfrissend en humoristisch. Bovendien zijn hardlopers in een kunstmuseum heerlijk om naar te kijken. 
 
‘Say Cheese’ Solo-expositie Martin Creed
t/m 7 mei 2017
Museum Voorlinden
www.voorlinden.nl
(vraag bij de balie naar tijden van de performances)

Foto: Casper Verborg
 

Picture
0 Comments

Ode aan de pijnlijk realistische portretten van Alice Neel

2/9/2017

0 Comments

 
Het Gemeentemuseum geeft een overzicht van het werk van de Amerikaanse
portretschilder Alice Neel (1900-1984). Deze in Nederland nog betrekkelijk onbekende kunstenaar kreeg pas tegen het einde van haar leven enig erkenning voor haar werk. De solo-expositie in het Gemeentemuseum is een late, maar terechte ode aan deze verbluffende, standvastige ‘schilder van de ziel’. 
 
Heb je weleens iemand recht in de ogen gekeken? Niet vluchtig tijdens een gesprek uit beleefdheid, maar lang, indringend met onverdeelde aandacht? De Amerikaanse portretschilder Alice Neel vast en zeker. Haar schilderijen geven je het gevoel dat je recht in ‘de psyché’ of als je het zo wil noemen ‘de ziel’ van haar modellen kijkt. Of het nu gaat om haar intieme partners, collega-kunstenaars, zakenmannen of arme stedelingen die ze op straat ontmoette, ieder die zich aan haar alziende blik durfde bloot te stellen, doorzag zij tot in hun diepste wezen. De weggedrukte emoties, ontreddering of ijdelheid die zij ervoer in de anderen, bracht zij met directe en harde penseelstreken aan de oppervlakte. Als kijker wordt je hierdoor ongemerkt geconfronteerd met de psychische toestand van de modellen. Hoe ze er precies in slaagt innerlijk en uiterlijk te laten versmelten is een raadsel, maar moeite kostte het haar wel: ‘Tijdens een schildersessie treed ik zodanig uit mijzelf en in de modellen, dat ik mij soms vreselijk ellendig voel wanneer ze vertrekken’. vertelde Neel in een interview. ‘Omdat ik twee uur in hen heb geleefd, is het soms moeilijk om in mijzelf terug te komen. Ik voel mij dan als een onbewaakt huis’.  
 
Leed
Wie de indrukwekkende documentaire gemaakt door kleinzoon Andrew Neel heeft gezien, moet concluderen dat Alice het niet makkelijk had. Niet alleen kon het leed van haar medemensen haar diep raken, ook stuitte ze in haar eigen leven voortdurend op tegenslagen. Zo verloor zij haar eerste kind aan difterie vlak voordat het vaccin tegen de ziekte werd ontdekt. Haar tweede kind moest zij afstaan aan de rijke familie van haar ex omdat zij niet in staat was voor haar te zorgen. Na een mislukte zelfmoordpoging, een opname in een psychiatrische kliniek en diverse onstuimige verhoudingen bouwde zij uiteindelijk een nieuw leven op met een man die Neel en haar twee zoons echter dagelijks mishandelde. Onderwijl kampte Neel met chronische geldproblemen en bleef elke vorm van waardering voor haar werk tot haar laatste levensjaren uit. Sommige modellen, aan wie ze hoopte een portret te verkopen, vonden haar schilderijen zo afstotelijk dat zij in woede uitbarstten. Helemaal onbegrijpelijk is dit niet. Terwijl de geportretteerden waarschijnlijk hoopten dat hun lijfelijke imperfecties zouden worden glad geschilderd, werden hun wallen, scheve tanden, rimpels, vetkwabben en geslachtsdelen meestal meedogenloos benadrukt. Niet omdat zij haar modellen wilde kwetsen, maar omdat zij hun individuele expressiviteit wilde versterken. Hoewel dit onmiskenbaar de artistieke kwaliteit van haar werk verhoogde, mocht dit in haar tijd niet baten. Galeriehouders hadden geen aandacht voor realistische schilderkunst. Beïnvloed door kunstcritici als Clement Greenberg was men vooral in de ban van het abstract expressionisme. Neel’s realistische portetten werden overschaduwd door grote mannen als Pollock, Newman en Rothko.  
 
Zeitgeist
Dat Neel op 74-jarige leeftijd toch nog een solo-expositie kreeg in The Whitney Museum of American Art, was als een droom die uitkwam. Inmiddels, 32 jaar na haar overlijden, wordt ze samen met Lucian Freud en Francis Bacon in Amerika beschouwd als een van de belangrijkste figuratieve schilders van de 20ste eeuw. Misschien had Neel voorzien dat de aandacht voor realistische schilderkunst zou terugkeren. In ieder geval getuigen haar werken van een erom doorzettingsvermogen en een onophoudelijke interesse in haar medemens. Hoewel Neel haar leven lang trouw is gebleven aan het portret, kun je in de expositie goed zien hoe haar stijl door de tijd heen verandert. Terwijl ze in de jaren ‘30 in Cuba tamelijk gladjes met donkere kleuren schilderde, is haar stijl zeker vanaf de jaren ‘60 directer en kleurrijker geworden. ‘Iets uit de jaren ‘60 moet er niet uitzien als iets uit de jaren ‘70’ legt ze uit. ‘Behalve de karakters van bepaalde personen moeten schilderijen ook de zeitgeist weergeven’. De expositie is hiermee niet alleen een ode aan een bewonderingswaardige kunstenaar, maar geeft ook een persoonlijk overzicht van bepaalde personages uit verschillende klassen en tijden. Bij elk portret hangt een uitgebreid verhaal over de situatie waarin het geschilderd is. Maar wanneer je bent uitgelezen, vergeet dan niet om enkele modellen recht in de ogen te kijken en ook te ervaren wat voor karakters daarin worden weerspiegeld.    
 
Te zien tot en met 12 februari 2017
Lezing Alice Neel – 27 november om 14.00
Gemeentemuseum Den Haag
www.gemeentemuseum.nl
Documentaire ‘Alice Neel’ te zien op:
NPO.nl, Uur van de Wolf, 10 november

Foto: Alice Neel, Jackie Curtis and Ritta Redd, 1970 Olieverf op doek, 152.40 x 106.40 cm,
The Cleveland Museum of Art, Leonard C. Hanna, Jr. Fund 2009.345
© The Estate of Alice Neel

Picture
0 Comments

Volgens de logica van intuïtie

2/9/2017

0 Comments

 
Gesprek met Tomas Rajlich
 
Afgelopen weekend opende de expositie ‘Verfstructuren’. Het gemeentemuseum geeft hiermee een overzicht van de ‘witte werken’ uit de vroege periode van de Tsjechische Kunstenaar Tomas Rajlich. De schilderijen bestaan vooral uit strakke rasters met overschilderingen van wat lossere streken witte acrylverf.  Zijn stijl raakt aan de minimalistische en fundamentele kunst, maar wat Rajlich uniek maakt is een zwierige boventoon, of beter gezegd bovenlaag. 
 
Enthousiast lopen de 76 jarige Tomas Rajlich en zijn vrouw Jitka door de nog ongeopende expositie. Ze leggen de laatste hand aan de tentoonstelling. Rajlich slaat bedreven een kromgetrokken raamwerk van een van zijn doeken recht en samen kijken ze of alle titels en jaartallen kloppen. Veel tijd hebben ze niet, want hun korte bezoek aan Nederland is volgepland met tripjes en afspraken. ‘We willen straks naar dat nieuwe museum in Wassenaar’ vertelt Jitka. ‘Gisteren waren we in het Stedelijk en morgen gaan we naar Galerie Ramakers waar komend weekend ook een expositie opent van Tomas’.  Of ze Nederland goed kennen? ‘We wonen nu in Praag, maar we hebben bijna veertig jaar in Den Haag gewoond. In 1969 zijn we vanuit het toenmalig Tsjecho-Slowakije naar Nederland gevlucht’. Tomas werd beperkt door de fantasieloze en rigide kunst in de toen communistische dictatuur. Om te ontsnappen aan het benauwende klimaat organiseerde Jitka vanuit de nationale galerie in Praag waar ze werkte, exposities in West-Europa voor haar man. ‘Net toen we na een tentoonstelling in Engeland op bezoek waren in Den Haag, viel Rusland Tsjecho-Slowakije binnen en brak de Praagse lente los. We zijn toen kort nog teruggegaan, maar het was te gevaarlijk om daar te blijven. Gelukkig konden we vluchten naar Nederland en we zijn hier gebleven tot 2010’. Waarom ze uiteindelijk weer zijn teruggegaan naar Tsjechië? ‘We hebben nooit pensioen gespaard. De kunst in Tsjechië is nog altijd weinig inspirerend, maar nu we oud zijn is het leven er een stuk voordeliger’.
 
Lyrisch
Het moet een vreemde gewaarwording zijn om bijna veertig jaar na de vervaardiging, je vroegste werken in het museum te zien hangen. Rajlich was echter vooral verrukt toen hij sommige werken na bijna een halve eeuw uit het bubbeltjesplastic verloste. Sommige werken lagen jarenlang in de kelder. ‘Toen ik ze voor deze expositie weer opduikelde was ik verbaasd: eigenlijk vond ik de meeste best wel goed’. Het is bovendien niet de eerste keer dat hij in het gemeentemuseum exposeert. ‘In 1971 had ik hier mijn eerste solo’, vertelt hij. ‘Inmiddels is dit al mijn zesde expositie hier, maar alle werken die er nu hangen, zijn nog niet eerder in het gemeentemuseum getoond’. De werken voor ‘Verfstructuren’  maakte hij in de jaren net voor en na de emigratie naar Nederland, tussen 1966 en 1976. Dat het minimalisme toen hoogtij vierde is te zien aan de strakke rasters in de kunstwerken. Eind jaren zestig, net na het abstract expressionisme, was de schilderkunst massaal doodverklaard. Op het gebied van figuratie was alles gedaan wat men kon bedenken. Samen met enkele zogenoemde fundamentalistische schilders, in Amerika ook wel Minimal art genoemd, zocht Rajlich naar de essentie van de schilderkunst. Hij liet zich hierbij leiden door het L’art pour l’art principe, of te wel: het idee dat een schilderij is niets meer is dan verf op doek. Hoewel hij in zijn hele oeuvre is blijven vasthouden aan de formalistische kunstbenadering, kan je hem geen uitgesproken fundamentalist noemen. Museumdirecteur Benno Tempel vindt zijn werken daarvoor te lyrisch. Jitka noemt zijn doeken vooral poëtisch, Rajlich zelf wil het houden op intuitief. ‘Als je mij vergelijkt met fundamentalisten, zoals bijvoorbeeld Ellswoth Kelly, zie je dat mijn werken wat speelser en losser zijn. De rasters die ik schilder zijn wel mathematisch uitgedacht, maar ik blijf er niet teveel aan vasthouden’. Zo is te zien dat de afstanden tussen de lijnen in de onderliggende structuren vaak net weer anders zijn. En de lossere overschilderingen geven de schilderijen een meer een swingend karakter. ‘Dit is niet om een emotionele lading te versterken, zoals het woord  lyrisch mij teveel suggereert, maar alle variaties ontstaan toevallig terwijl ik aan het werk ben, ofwel intuïtief’.
 
Dogmatisch
Misschien lijkt een terugblik op de zeventigerjaren achterhaalt, maar volgens Rajlich kan er niet genoeg aandacht geschonken worden aan de fundamentalistische schilderkunst. De reden? ‘Eigenlijk is dit de laatste interessante kunststroming sinds het abstract expressionisme. Tegenwoordig is het een beetje een rommeltje in de kunstwereld. Kunst wordt niet meer gezien als een serieuze onderneming.’ vindt Rajlich. Steeds meer jonge kunstenaars denken dat ze van alle markten thuis zijn. ‘s Ochtend doen ze een performance, ’s middags maken ze een schilderij ’s avonds bouwen ze een installatie. ‘Naar mijn idee heeft goede kunst heeft toewijding en concentratie nodig. Het hoort iets dogmatisch te hebben’, stelt hij. Of er ooit nog goede kunst gemaakt gaat worden? Rajlich ziet het wat somber in. Toch schildert hij zelf gestaag verder. Na deze witte periode is zijn werk geleidelijk overgegaan in een zwarte periode, een gouden periode en een periode met provocerende kleuren. ‘Zijn nieuwste werk heeft de kleur van Italiaanse ijsjes’, vertelt Jitka vrolijk. ‘En behalve verf verwerkt hij nu ook bonbonpapiertjes, glitters en parelmoer in zijn schilderingen’. Nieuwsgierig naar zowel het oude als het nieuwe werk van Rajlich? Komende tijd is er de mogelijkheid voor een interessant dubbelbezoek: tot half november hangen zijn meer recente werken bij galerie Ramakers, terwijl het Gemeentemuseum tot eind januari de bovengenoemde basiswerken toont.
 
Verfstructuren – Tomas Rajlich
Te zien van 15 oktober tot 22 januari
Gemeentemuseum Den Haag
www.gemeentemuseum.nl

Foto: Tomas Rajlich, Zonder titel, 1972, acryl op hardboard, 40 x 40 cm

Picture
0 Comments

borden en beelden van de beroemde picasso

2/9/2017

0 Comments

 
Als schilder hoeft hij nauwelijks ingeleid te worden: vrijwel Iedereen kent het werk van deze charismatische Spanjaard. Maar dat deze grootmeester in de laatste twintig jaar van zijn leven ook duizenden aardewerken potten en vazen ontworpen en beschilderd heeft, is minder bekend. Beelden aan Zee toont vanaf 13 oktober een greep uit het veelkleurige keramische werk van Picasso.
 
Door Lisanne Hoogerwerf
 
Al als kleine jongen had Pablo Picasso besloten dat hij de meest invloedrijke kunstenaar van de twintigste eeuw wilde worden. Op zijn negentiende hing zijn werk in de wereldtentoonstelling van Parijs en vandaag de dag gaan zijn doeken voor honderden miljoenen de deur uit. Waar de Spaanse kunstenaar zijn bekendheid  aan te danken heeft? Misschien deels aan zijn onstuimige liefdesleven en het grote aantal jonge vrouwen die hij gedurende zijn carrière liefkoosde. Deels door zijn extravagante macho-persoonlijkheid en zijn priemende donkere ogen. Maar bovenal door zijn altijd rake vormen en de drang om zich in zijn kunst steeds weer te vernieuwen. ‘Hoewel hij al vroeg in zijn leven rijk en beroemd was, zocht Picasso altijd naar nieuwe stijlen en technieken’ vertelt Hans Teeuwisse, directeur van Museum Beelden aan Zee. Het pottenbakken heeft hij zich pas in de laatste fase van zijn leven eigen gemaakt. Maar terwijl zijn schilderkunst altijd is bejubelt, wordt het aardewerk van Picasso pas sinds enkele decennia erkent als een waardig onderdeel van zijn oeuvre. Vreemd, vindt Teeuwisse, want de levendige keramiek getuigt net zo goed van zijn weergaloze talent en creativiteit. Dat Picasso op het hoogtepunt van zijn carrière een nieuwe weg inslaat en zich de ambachtelijke techniek van het pottenbakken eigen maakte, ziet hij als toonbeeld van nieuwsgierigheid ‘Niet alleen het aardewerk, maar vooral ook sculpturale talent en zijn sterke innovatiedrang staat centraal in deze expositie’, stelt Teeuwisse. ‘Wereldberoemde kunstenaar op zoek naar nieuwe inspiratie had een mooie ondertitel kunnen zijn’.  
 
Zuid-Frankrijk
Picasso’s zoektocht naar nieuwe kunstvormen loopt redelijk synchroon met zijn onverzadigbare hunkering naar vrouwen. De talloze geliefdes die Picasso aan zich wist te binden zijn daarbij muzen geweest die hem in elke fase van zijn leven nieuwe inspiratie gaven. Zo stond zijn eerste vriendin Fernande Olivier, of ‘La Belle Fernande’ hem bij tijdens de vervaardiging van zijn vroege kubistische werk, de ballerina Olga Khokhlova inspireerde zijn klassieke periode en de jonge Marie-Thérèse Walter bracht hem bij zijn meer surrealistische kunst. Hoeveel minnaressen hij precies heeft gehad is waarschijnlijk onmogelijk te tellen, maar Jeroen Krabbé die op dit moment een documentaire over Picasso maakt, zal in een gelijk aantal hoofdstukken de acht belangrijkste vrouwen aan bod laten komen. De periode waarin Picasso experimenteerde met aardewerk, start daarbij in 1946 toen Picasso met de jonge Francois Gilot in Zuid-Frankrijk ging wonen. De gruwelijkheden van de oorlog hadden zijn kunst op een dood spoor gebracht en na donkere jaren in Parijs probeerde hij aan de Cote-D’azur zijn artistieke werk nieuw leven in te blazen. Zijn inspiratie hervond hij pas echt toen hij op het strand het echtpaar Ramié ontmoette en werd uitgenodigd om in hun pottenbakkerij in een nabijgelegen plaatsje Vallauris aan de slag te gaan. Hij werd direct gegrepen door de ambachtelijke techniek en in de eerste maanden dat hij er werkte produceerde Picasso meer dan vijfhonderd . Binnen korte tijd groeide, naast de liefde voor het pottenbakken ook zijn liefde voor de jonge verkoopster die er werkte. Uiteindelijk trouwde Picasso met de destijds vierentwintigjarige Jacqueline Roque toen hij zelf 71 was. Aan haar zijde bleef hij schilderijen en keramiek , tot zijn dood in 1973.
 
Reproducties
In totaal zijn er meer dan 45000 keramische werken door Picasso vervaardigd.  Voor een deel zijn dit traditionele vaasvormen die hij met gekleurde klei en glazuur beschilderd heeft. Daarnaast heeft Picasso ook zelf vazen ontworpen door eigen voorbeeldontwerpen tot mallen te maken en in de werkplaats te laten omgieten. Een thema dat je in meerdere werken terug ziet komen is zijn heimwee naar zijn geboorteland: vanwege het Franco regime kon Picasso niet terug naar zijn geboorteland Spanje en om het leed te verzachten organiseerde en schilderde hij stierenvechtwedstrijden. Daarnaast komen ook mythologische figuren, zoals fauns en nimpfen terug in zijn aardewerk. En met treffende speelse toevoegingen heeft hij bolle vazen en schalen omgevormd tot onder andere vogels, gezichten, fantasiewezens en natuurlijk naakte vrouwen.
‘’Het feit dat hij zijn werk in een grote oplage kon maken was voor Picasso een mooie bijkomstigheid’’, vertelt Teeuwisse. Als rasechte communist wilde hij dat zijn kunst voor iedereen toegankelijk was. Hoewel zijn keramiek vlak na zijn dood nog redelijk betaalbaar was, zijn ook zijn aardewerken in de afgelopen decennia enorm in prijs omhoog gegaan. ‘Zijn werk is nu zo kostbaar dat het over algemeen alleen onder bijna onmogelijke voorwaarden uitgeleend’. ‘Sommige van zijn vazen zijn zelfs meer dan 100 miljoen waard’. Dat het toch gelukt ruim zestig aardewerken bijeen te brengen heeft het museum vooral te danken aan een oude vriendschap met de museumdirecteur van het Picasso Museum in Antibes: Juan-les-Pins. Via hem konden we een groot aantal aardewerken in bruikleen krijgen, niet alleen van het museum zelf, maar ook van bijvoorbeeld het Picasso Museum in Parijs. 
 

Picture
0 Comments

Voorlinden: verfrissende moderne kunst in een gloednieuw museum

2/9/2017

0 Comments

 
11 september is het zover: het kersverse Museum Voorlinden op het gelijknamige landgoed te Wassenaar opent de deuren voor het publiek. In een speciaal ontworpen transparant gebouw, kunnen bezoekers genieten van Nederlands grootse particuliere kunstcollectie, opgebouwd door de zakenman Joop van Caldenborgh. Oud-directeur van het Rijksmuseum Wim Pijbes gaat Voorlinden komende jaren leiden. Naast een tentoonstelling met een selectie uit de eigen collectie ‘Full-Moon’ is er een tijdelijke expositie gewijd aan de recent overleden Ellsworth Kelly en worden er een aantal permanente sculpturen onthuld.
 
‘Nederland krijgt er een kunstmuseum bij’ meldt directeur Pijbes trots.
Het kostte wat moeite om alle vergunningen voor het museum rond te krijgen, maar het resultaat mag er zijn. ‘We hebben alles in huis om Voorlinden uit te laten groeien tot een uniek en geliefd museum. Afgelopen tijd is er een enthousiast team van jonge, kunstminnende mensen aangenomen. Het stijlvolle en lichte gebouw zorgt voor een optimale kunstbeleving. Voorlinden beschikt over een uitstekend restaurant, een prachtig ontworpen tuin en veertig hectare landgoed waar bezoekers vrij kunnen wandelen’. Bovendien zijn de kunstwerken uit de collectie stuk voor stuk verrassend. ‘Van Caldenborghs kunstverzameling is fris, onconventioneel en onderzoekend’, aldus Wim Pijbes. Terwijl reguliere kunstmusea vaak meer encyclopedische collecties aanleggen met bijvoorbeeld toonaangevende kunstwerken uit de twintigste eeuw, heeft Van Caldenborgh in de afgelopen vijftig jaar op een volledig ongebonden wijze verzameld. Het eerst gekochte werk, een tekening van Peter Struycken, kocht hij op zijn zestiende met geld dat hij verdiende met een krantenwijk. Later kon hij als succesvolle zakenman en eigenaar van het Chemiebedrijf ‘Caldic’ zijn collectie steeds grootser uitbouwen. Inmiddels telt het enkele duizenden werken en omvat het grote namen zoals Anthony Gormley, Henry Moore, Louise Bourgeois en Damien Hirst. Hoewel de bekendheid iets kan zeggen over de kwaliteit van een werk, is het voor Van Caldenborgh niet doorslaggevend om het wel of niet te kopen. ‘Altijd blijft voorop staan, dat ik alleen kunst koop die me beroert, verwart, intrigeert’, vertelde hij in een interview met Trouw. ‘Het moet iets hebben dat je er langer naar wilt kijken, ongeacht wie het gemaakt heeft’.
 
Maannacht
Het is natuurlijk onmogelijk de talrijke kunstwerken die Van Caldenborgh inmiddels bezit tegelijkertijd tentoon te stellen. Om de bezoekers te laten proeven van de collectie is een deel van de expositieruimtes bestemd voor wisselende selecties. ‘Full-Moon’ opent wanneer het bijna volle maan is en verwijst met de titel naar het mysterieuze schilderij bij de ingang ‘Maannacht’ van Jan Sluijters. ‘Met veertig werken van kunstenaars die qua stijl en achtergrond sterk van elkaar verschillen, toont de expositie de uitersten van de verzameling’, vertelt Pijbes. Niet alleen vind je er werk van hedendaagse kunstenaars zoals Ai Weiwei, Francis Alÿs, en Rineke Dijkstra, maar ook kun je je vergapen aan iconische werken van bijvoorbeeld Warhol en Margritte. Van modern tot hedendaags, jong tot oud, sculptuur tot foto; alles komt hier samen. ‘Toch blijf je, ondanks de grote variëteit, verwantschap tussen de werken voelen. De geest van de verzamelaar hangt als het ware boven de som der delen’, meent Pijbes. Daarbij heeft artistiek directeur Suzanne Zwarts visuele dwarsverbanden uitgelicht in de presentatie. Zo hangt het magisch-realistische schilderijtje ‘Daphne’ van Pyke Koch naast een omvangrijk in brons gegoten stuk aarde ‘Bassamento’ van de Italiaanse kunstenaar Massimo Bartolini. Hoewel de kunstwerken feitelijk gezien niets met elkaar te maken hebben, gaan ze door overeenkomstige kleuren en vormen met elkaar communiceren. De bruine heuvels in de achtergrond van het verfijnde doekje van Koch, past zo prachtig bij het donkere omgespitte stuk land.
 
Hommage
Naast de collectie-presentatie zullen er in het museum drie tot vier keer per jaar tijdelijke exposities plaatsvinden waarbij er ook werken van buiten de collectie naar het museum worden gebracht. ‘De nadruk van wisselende exposities zal liggen op monografische presentaties, maar ik sluit niet uit dat we ook meer thematische tentoonstellingen gaan organiseren’, stelt Pijbes. Tot januari zullen in dit deel van Voorlinden kleurrijke en opvallend gevormde werken van de minimalistische kunstenaar Ellsworth Kelly hangen. Kunsthistoricus Rudi Fuchs selecteerde ruim tachtig schilderijen, tekeningen en collages van deze Amerikaanse kunstenaar. Sommige werken zijn nog niet eerder in Nederland tentoongesteld of hebben Amerika zelfs nooit verlaten. Terwijl de voorbereidingen van de expositie eind vorig jaar al in volle gang waren, stierf de kunstenaar onverwachts op 92-jarige leeftijd. Kelly was een van de favoriete kunstenaars van Van Caldenborgh en het swingende werk komt goed tot zijn recht in de lichte zalen. De expositie vormt zo een waardige hommage aan deze invloedrijke minimalist. 
Bezoekers kunnen tot slot genieten van diverse sculpturen die permanent in het museum te zien zullen zijn. De cortenstalen sculptuur ‘Open-Ended’ van Richard Sierra is magisch’, vindt Pijbes. En de ‘Swimming Pool’ van de Argentijnse kunstenaar Leandro Erlich schijnt voor een duizelingwekkende optische illusie te zorgen.
Hoeveel bezoekers Voorlinden gaat trekken is natuurlijk gissen, maar alles lijkt veelbelovend. De officiële opening zal verricht gaan worden door Koning Willem-Alexander. Om lange wachttijden te voorkomen is de online kaartverkoop al vroeg van start gegaan. Daarbij is de parkeerplaats in elk geval berekend op zeker 75.000 bezoekers per jaar. De directeur ziet het als een geweldige uitdaging om het museum in de komende jaren te laten zingen. ‘Het museum is jong, fris en dynamisch. Alles is hier mogelijk’. 
 
Museum Voorlinden
Publieksopening 11 september
Vanaf dan dagelijks geopend van 11.00 tot 17.00
Buurtweg 90
Meer info en tickets:
www.voorlinden.nl

Foto: Antoine van Kaam

Picture
0 Comments

wandelend door de geschiedenis van de moderne beeldhouwkunst

2/9/2017

0 Comments

 
Over het algemeen is er in Nederland weinig aandacht voor beeldhouwkunst.
Hoewel de sculptuurliefhebber zijn hart kan ophalen bij Museum Beelden aan Zee en het Kröller-Müller Museum, is het aanbod in vergelijking met de schilderkunst op zijn zachtst gezegd gering. Vreemd eigenlijk, vond conservator moderne kunst van het gemeentemuseum Doede Hardeman. Terwijl er in de westerse beeldhouwkunst belangrijke ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, worden sculpturen in Nederlandse musea voornamelijk als bijproduct van de schilderkunst gepresenteerd. Om de ontwikkeling van de moderne westerse beeldhouwkunst de welverdiende aandacht te geven organiseert hij in samenwerking met de National Galleries of Scotland ‘Sculptuur in de 20ste eeuw’. Met ongeveer zeventig werken van beroemde internationale beeldhouwers, zoals Rodin, Kirchner, Boccioni, Giacometti, Moore en Judd geeft het Gemeentemuseum een uitgebreid overzicht van de Europese en Amerikaanse beeldhouwkunst uit de periode 1876 tot 1965.
 
Eenvoudig was het niet om de tentoonstelling over de moderne beeldhouwkunst te organiseren. De sculpturen zijn moeilijk te transporteren en moeten overgebracht worden uit collecties van over de hele wereld. Bovendien vergt het veel tijd en aandacht om de beelden op een goede manier te installeren in de expositieruimte. Een voordeel is wel, dat de geschiedenis van de beeldhouwkunst overzichtelijker is dan die van de schilderkunst. ‘Het zou absurd zijn om in enkele zalen een bevredigend overzicht te willen geven van de moderne schilderkunst, maar in het geval van de moderne sculptuur denk ik dat we een heel eind komen’ stelt Hardeman. Om structuur te geven aan de tentoonstelling zijn de sculpturen thematisch ingedeeld in zes verschillende zalen. In elke zaal staat een andere periode centraal, lopend van het impressionisme tot het minimalisme. ‘Hierdoor kan de bezoeker als het ware wandelend door de kunstgeschiedenis nauwgezet alle ontwikkelingen volgen’. Het meest essentieel hierbij is de geleidelijke sculpturale verovering van de ruimte. Terwijl de sculptuur bij de impressionistische kunst uit de late negentiende eeuw vooral nog op een sokkel staat, hebben de minimalisten in de jaren ’60 het letterlijk van het voetstuk gehaald en gaat de sculptuur op in de omgeving.
 
Van Rodin tot Sandbank
Hoe de verovering van de ruimte precies vorm krijgt, kun je dit najaar het beste zelf ervaren. Om alvast een beeld te geven: in de eerste zaal zullen er bijvoorbeeld diverse sculpturen van de Franse beeldhouwer Auguste Rodin worden getoond. Behalve door zijn langdurige affaire met de jongere studente Camille Claudel en de iconische beelden ‘De denker’ en ‘De Kus’, is Rodin vooral befaamd omdat hij eind 19e eeuw brak met de neoclassicistische tradities. Hij ontwikkelde een eigen losse stijl waarin hij heftige expressieve en dikwijls erotische beelden vervaardigde. De buste ‘Masker van een oude man’, is een fraai voorbeeld van de  ongepolijste stijl waarmee hij de emotie van een oude figuur in donker brons gestalte geeft. Aan Rodin hebben we te danken dat de beeldhouwkunst weer menselijk werd’, vond een van zijn leerlingen Brancusi. Als je goed kijkt, kun je de invloed van deze ‘vader van de moderne beeldhoudkunst’ in de sculpturen van na de impressionistische periode terugzien. De beeldhouwers uit de kubistische stroming, verderop in de route, hebben zich nog nadrukkelijker gericht op de menselijke expressie. Zij gebruikten dikwijls hout als materiaal om emoties nog directer weer te geven. De derde zaal wordt gewijd aan kunstenaars die de werkelijkheid gefragmenteerd terugvertalen naar de meest essentiële vormen om zoveel mogelijk ruimte te laten voor de verbeelding. Hier zullen onder meer de geabstraheerde sculpturen van Arp, Giacometti en González worden geïnstalleerd. Na een korte terugkeer naar de figuratie van de jaren ‘20 en ‘30, met onder andere naakte figuren van Matisse en Maillol, zal tegen het einde van de route vooral biomorfe beeldhouwkunst centraal staan. Van de welbekende Henry Moore is bijvoorbeeld een liggend vrouwfiguur naar de expositie gehaald die, indien ze buiten zou liggen, harmonies zou kunnen opgaan in een glooiend landschap. Het hoogtepunt van de ruimtelijke verovering is een minimalistische draadsculptuur van Fred Sandbank. Deze heeft niet langer een vaste plek in de expositieruimte, maar is er doorheen gespannen.
 
Buitenbeelden
‘Voor het brede publiek zal de tentoonstelling een goede introductie zijn op de moderne beeldhoudkunst. Maar ook voor de kenner zal de introductie gelaagd genoeg zijn om nieuwe inzichten te geven’, belooft Hardeman. 
Om extra achtergrondinformatie te geven, heeft hij gewerkt aan een catalogus waarin, analoog aan de expositiestructuur, in zes verschillende hoofdstukken de geschiedenis van de moderne sculptuur wordt behandeld. Hoewel het Gemeentemuseum op deze wijze een helder overzicht van moderne beeldhouwkunst presenteert, zal er ten minste een categorie uit de sculptuurgeschiedenis ontbreken. ‘Het is haast onmogelijk en ook onwenselijk om bijvoorbeeld Land-Art kunstwerken naar de museumzalen te halen’. Om bezoekers toch iets mee te geven van deze werken wordt er een kabinet met foto’s van prominente Land-Art kunstwerken opgesteld. Daarnaast zal er ook aandacht besteed worden aan beelden in de openbare ruimte. Bezoekers krijgen namelijk een routekaart, waarop de belangrijke openbare sculpturen in Den Haag en omstreken staan aangegeven. Zo kun je na het museumbezoek op zoek gaan naar een origineel beeld van Jean Arp in een woonwijk van Mariahoeve. Of te midden van het Hemels Gewelf van James Turell te Kijkduin in hoge sferen geraken.
 
Sculptuur in de 20ste eeuw
15 oktober 2016 – 22 januari 2017
Gemeentemuseum Den Haag
www.gemeentemuseum.nl

Foto: Auguste Rodin - Masker van een oude man, 1880 - Brons -29,2 x 13,6 x 13,1 cm - Gemeentemuseum Den Haag, aangekocht in 1930
Picture
0 Comments

Aziatische videokunst in het pand van de hoge raad

2/9/2017

0 Comments

 
Het gebied rondom het lange Voorhout gaat in de komende jaren deel uitmaken van het Haagse Museumkwartier. Als voorproefje op deze ontwikkeling is in het voormalige pand van de hoge raad,  ‘Huis Huguetan’,  de expositie ‘Judea’ te bekijken. Te midden van de kristallen kroonluchters, marmeren schouwen en vergulde salontafels presenteert galerie West videokunstwerken van zes kunstenaars uit Zuid-Oost Azie.  
 
Een druilerige middag zou zich goed lenen voor een expositiebezoek. De plattegrond die je bij de ingang krijgt aangereikt, laat zien dat je tenminste vier uur nodig hebt om de videowerken uit te kijken. Om deze lange zit zo comfortabel mogelijk te maken liggen er in een aantal vertrekken kussens waarop je je languit kunt laten wegzakken. De getoonde videowerken hebben vooral een documentair karakter en gaan in op maatschappelijke ontwikkelingen in landen als Thailand, Vietnam, de Filipijnen en Hong Kong.
‘Het niet de bedoeling om de bezoeker van een bepaald standpunt te overtuigen, maar om het verhaal dat een bevolkingsgroep verbindt zichtbaar te maken, aldus de curator en kunstenaar Arin Rungjang. De erfenis van het kolonialisme, de invloed van het kapitalisme en het verdwijnen van lokale culturen vormen terugkerende verhaalelementen. De manier waarop de kunstenaars deze onderwerpen in beeld brengen wisselt. Sommigen leggen de nadruk op de schoonheid en ongereptheid van hun geboorteland, anderen belichten meer onderzoekend de beïnvloeding van het westen op het oosten. 
 
Essay-film
Een werk met zowel een een persoonlijke als geschiedkundige inslag is ‘Bones, Books Artificial lights en Fireflies’ in de eerste zaal van de expositie.  Rungjang combineert in deze film verbeeldingen van herinneringen aan zijn overleden grootmoeder met oude verhalen over vuurvliegjes in Siam, ofwel het oude Thailand. Het verhaal is opgebouwd uit dromerige beelden die, in samenspel met de voice-over, soms prikkelende verbanden laten zien. Zo worden dolende zielen van overleden grootouders vergeleken met de zwevende lichtpuntjes van de vliegjes aan de oever van een rivier. Hoewel de film door de fraaie beelden direct de aandacht trekt, wordt de sereniteit op het gegeven moment verstoord door een monotone vrouwenstem die in onverstaanbaar Engels een langdradige geschiedenis van Siam uit de doeken doet. Door dit lange intermezzo is de film helaas wat lastig te volgen en kost het moeite om hem helemaal uit te kijken.
Een film die van begin tot eind wel blijft fascineren is ‘Letters from Panduranga’ waarin Nguyen Trinh Thi het Vietnamese gebied Champa belicht. Qua essayistische en dromerige stijl lijkt haar film op die van Rungjang, maar in tegenstelling tot zijn film gaat haar voice-over niet domineren. Haarscherpe shots van uitgestrekte landschappen wisselt zij af met vervreemdende portretten van dorpsbewoners die ongemakkelijk lang in de camera staren. De beelden worden met elkaar verbonden door monologen waarin twee fictieve ‘reizigers’ afwisselend hun ervaringen in het gebied met elkaar delen.  ‘I have been experimenting with different ways of making portaits’ zegt een vrouwenstem terwijl de camera vanuit verschillende standpunten de roerloze dorpsbewoners in beeld brengt. ‘History is full of gaps’ klinkt even later een mannenstem terwijl, vanaf de motorfiets gefilmde landschappen hypnotiserend voorbijstromen. In een geslaagde symbiose van woord en beeld geeft Trinh Thi op treffend wijze zicht op de gelaagdheid van de politieke en maatschappelijke situatie in Champa, terwijl zij reflecteert op het onvermogen om een ‘volledig’ en ‘kloppend’ verhaal te  construeren.
 
Onthaasten
Om tussen de wat langere films door op adem te komen, worden er verspreid in het chique pand ook enkele relatief korte video’s getoond. Een prettige afwisseling met de meer politieke werken is de luchtige ‘Vacuum’ van Lee Kit. Deze (gelukkig) geluidloze video geeft zicht op voeten van een stofzuigende vrouw. Terwijl de zuigmond repetitief over de vloerbedekking heen er weer gaat verschijnen er in de ondertiteling gedachtes zoals ‘The World is so quiet’ and ‘I feel perfectly at peace everytime I start vacuuming’.  Om de absurditeit van het moderne leven  verder aan te dikken toont Lee Kit elders in de expositie een vinger die tot in het oneindige kruimeltjes sorteert en langzaam wapperend textiel.
Een fraaie film om volledig bij te onthaasten is ten slotte de 149 minuten durende film ‘Lung Neaw visits his Neightbours’ van de Thaise kunstenaar Ritkrit Tiravanija. Om het verdwijnende authentieke plattelandsleven in een klein dorpje bij Bangkok te vereeuwigen volgde hij de gepensioneerde rijstboer Lung Neaw. De film heeft geen vooraf bedacht verhaal, maar laat zover mogelijk naturel zien we hoe de rimpelige man zijn dag doorbrengt. Zo kun je minutenlang toekijken hoe Lung een sigaartje rookt en met kleine hapjes zijn boterham eet en genieten van de weldadige rust die van deze beelden uitgaat.
 
Judea
t/m 10 september 2016
West extra locatie in Huis Huguetan (Hoge Raad)
Lange Voorhout 34
open: wo. t/m zo. van 12:00 tot 18:00


Picture
0 Comments

de verborgen zijnde van meesterwerken

2/9/2017

0 Comments

 
Wie denkt dat het Mauritshuis alleen oude schilderkunst toont, heeft het mis.
Deze zomer is er naast de vaste collectie van het museum voor het eerst ook hedendaagse kunst te zien. Voor de tentoonstelling Verso bouwde de Braziliaanse kunstenaar Vik Muniz nauwkeurige replica’s van befaamde schilderijen. In tegenstelling tot reguliere vervalsers, richtte hij zich niet op de voorkant maar op de achterzijde van de doeken.

 
Een argeloze bezoeker krijgt waarschijnlijk de indruk dat de expositie nog in voorbereiding is. Een vijftiental kolossale lijsten met vergeeld linnen is op de grond tegen de wanden gezet. De schilderzijde van elk doek is naar de muur gekeerd, zodat we aankijken tegen de spieramen, haakjes, museumstickers en andere details.
Het is even wennen in een klassiek museum als het Mauritshuis, maar de opgestelde doeken zijn strikt genomen geen oude schilderijen. Het zijn moderne sculpturen en vanaf de zijkant is te zien, dat de ingelijste doeken zelfs onbeschilderd zijn. Met deze omgekeerde trompe-l’oeils toont Muniz levensgroot de achterzijden van overbekende schilderijen uit de kunstgeschiedenis, zoals ‘Mona Lisa en ‘Starry Night en ‘Het Meisje met de Parel. Hij bouwde deze driedimensionale kopieën, omdat hij vindt dat de normaliter onzichtbare, intieme achterzijde van een schilderij waardevolle informatie bevat. ‘Terwijl de ontwikkeling van de voorkant stopt bij het aanbrengen van de laatste vernislaag, begint dan het verhaal op de achterkant’ stelt hij. Museummedewerkers, transportbedrijven en handelaren plaatsen hier steeds meer nietjes, krabbels en stempels. Aan de hand van de transportstickers kun je bijvoorbeeld precies nagaan, waar een doek door de jaren heen allemaal is geweest. Zo zie je bijvoorbeeld dat Rembrandts ‘Anatomische Les’ met slechts één museumlabel (die van het Mauritshuis) redelijk honkvast is geweest, terwijl ‘De Rokers’ van Fernand Leger, met vijftien museumstickers, de hele wereld is overgevlogen.
 
Geliefde
De nauwkeurigheid waarmee Muniz te werk is gegaan, geeft de expositie een wat wetenschappelijke inslag. Vitrines tonen proefstukken, nagemaakte stempels en testjes om verouderingsprocessen na te bootsen. Toch is Muniz geen uitgesproken kunstrestaurateur en bestaat zijn oeuvre uit zeer uiteenlopende projecten. Zo maakte hij eerder driedimensionale tekeningen van draad en suiker en schilderde hij in zijn project ‘Waste Land’ reusachtige portretten van arbeiders te midden van vuilnishopen in Rio de Janeiro. De inspiratie voor ‘Verso’ kreeg hij vijftien jaar geleden, toen hij tijdens de opbouw van een expositie in het Guggenheimmuseum de naar de muur gekeerde ‘Woman Ironing’ van Picasso zag staan. Muniz werd hij op slag verliefd op de achterzijde van het doek. ‘Het was als alsof een vriendin een geliefde werd’, vertelt hij in een interview met Emilie Gordenker de directeur van het Mauritshuis. ‘Ik had contact gehad met haar lichaam, waardoor alles anders was geworden (…) Doordat ik het doek naakt had gezien, ben ik er nog meer van gaan houden’.
 
Of de toeschouwers door de expositie Verso ook meer gaan houden van de meesterwerken, is maar de vraag. De kunstenaar doet er in elk geval alles aan om zijn enthousiasme over te brengen. Vanuit een Go-Pro videotour wijst hij de bezoekers op allerlei opmerkelijke details die hij tegenkwam tijdens de vervaardiging. Zo vertelt hij dat het ingenieuze alarmsysteem aan de achterzijde van de Mona Lisa sms’jes verstuurt, zodra het doek van zijn plek wordt gehaald. En dat het spieraam van ‘Gezicht op eiland Itacamaracá in Brazilië’ een lakdrukstempel draagt, die nergens gevonden kon worden en dus precies moest worden nagemaakt. Toch kon de expositie, ondanks de bevlogenheid waarmee Muniz zijn ideeën aan de man brengt en de precisie waarmee hij de achterkanten heeft nagebouwd, mijn aandacht niet lang vasthouden. Dit komt deels doordat de videotour die bij de ingang wordt uitgedeeld, ieder werk in minder dan een minuut afhandelt. Daarnaast bleek het verrassingseffect van de ontblote spieramen sneller uitgewerkt dan gedacht en waren de meeste details niet zo opzienbarend als gehoopt. Maar het grootse nadeel van het ‘Verso’ project is wellicht de grootschaligheid. Dat Muniz vijftien jaar geleden gefascineerd werd door de rug van ‘Woman Ironing’ had waarschijnlijk te maken met de intieme en toevallige setting. Terwijl de achterzijde van dit werk ook in deze expositie bekeken kan worden, is het effect hier anders. Bezoekers weten van te voren wat ze in de expositie gaan aantreffen en niets aan het toeval overgelaten. Bovendien oogt het doek hier minder uniek omdat het is omgeven door veertien andere ontblote spieramen en blijft het jammer dat het geen origineel werk is, maar een replica. Het valt niet te ontkennen dat Muniz doeltreffend zicht geeft op de verborgen kant van meesterwerken. Als hij echter ook het intieme karakter hiervan had willen overbrengen, had hij wellicht beter een andere setting kunnen kiezen. Hoe zou bijvoorbeeld het zijn geweest als hij, in plaats van kostbare replica’s’ te bouwen, het Mauritshuis had overgehaald om de meest befaamde schilderijen zo nu en dan omgekeerd te tonen? Of als hij slechts enkele exemplaren van zijn replica’s tussen de reguliere collectie had neergezet? De expositie zou dan weliswaar inboeten aan omvang, maar het oorspronkelijke idee van de intieme ontdekking zou dan waarschijnlijk wel beter tot zijn recht kunnen komen.
 
Verso - Vik Muniz
9 juni t/m 4 september
Mauritshuis
www.mauritshuis.nl

Foto: Ivo Hoekstra
Picture
0 Comments

Sporen van tijd, sporen van dada

2/9/2017

0 Comments

 
Afgelopen week opende de Haagse Kunstkring (HKK) de groepsexpositie ‘Beyond Traces’. Oud-voorzitter en kunstenaar Paul Combrink toont met generatiegenoten Peter de Vis, Peter Dijk, Flip Drukker en Aldrik Salverda kunstwerken over tijd en verandering.   
 
Trots vermeldt het katern, dat de kunstenaars van ‘Beyond Traces’ in goed gezelschap verkeren. Op de toenmalige locatie op het Binnenhof organiseerde de HKK namelijk bijna een eeuw geleden de eerste dadaïstische opvoering in Nederland. ‘Dada is geen kunstbeweging, Dada is eene directe levensbeweging die zich keert tegen alles’, heeft Theo van Doesburg daar op 10 januari 1923 vanaf zijn sofa naar het publiek geroepen. En de uitvinder van de collage, Kurt Schwitters, produceerde er luidkeels dierengeluiden om in te gaan tegen het intellectuele in de kunst.
De invloed van de antikunststroming is groot geweest. Bijna iedereen kent het urinoir van Duchamp en de dadaïstische versmelting van kunst met het banale en taal met beeld is vandaag de dag volstrekt normaal geworden. ‘Beyond Traces’ vormt een goede aanleiding om stil te staan bij de invloed van dada op hedendaagse kunst. Over de vorige editie van de expositie, in het museum dr8888 (te Drachten) schreef museumdirecteur Paolo Martina: ‘De expositie toont sporen van tijd, net als de dadaïsten dat 100 jaar geleden deden’.
De geschiedenis van de HKK met dadaïsme en het expositiethema maken het interessant om te kijken naar dadaïstische sporen in Beyond Traces.
 
Wijndoppen
Met de onstuimige dadaïstische opvoeringen in het achterhoofd, komt ‘Beyond Traces’ wat ingetogen over. In de ruimte klinken geen dierengeluiden of klankgedichten en er worden geen militaire mierenmarsen of  treurmuziek voor krokodillen uitgevoerd. In plaats daarvan hangen er overwegend schilderijen en strak ingelijste collages. Het werk dat het meest frivool oogt, is dat van Flip Drukker. Op de wanden maakte hij spikkelcomposities van wijnflesdoppen. Naar eigen zeggen, omdat hij deze op zijn eigen keukenkastjes zag ontstaan. Elke wijndopconstellatie draagt een unieke naam: Eyegasm, ‘Cat’s Dance (nighttime) en M & M on large scale. Verderop in de ruimte plaatste Flip Drukker ‘Àmorandini’s, ofwel hommages aan de Italiaanse schilder George Morandi, die bekend werd met stillevens van gebruiksvoorwerpen. Als ruimtelijke variant op Morandi’s doeken, heeft Drukker schoongeboende flessen van onder andere shampoo en schoonmaakmiddelen keurig gerangschikt op houten tafeltjes. Naast Drukker’s fraaie assemblages vallen ook de schilderijen van  Paul Combrink op. In de bovenzaal toont hij een viertal kolossale doeken. Op het eerste gezicht lijken het wat saaie monochromen, maar wanneer je langer kijkt zie je fragmenten uit de talrijke onderlagen doorschemeren. Het reliëf verraadt, dat Combrink flink heeft gekrast en gesneden in zijn werk. De titels zorgen voor een extra dimensie van het werk en staan voor de tijden waarop hij aan het doek werkte. Of, zoals in een andere serie op de begaande grond, voor het tijdstip waarop Combrink een foto maakte, waar hij later overheen schilderde. Zelf zegt Combrink over zijn werk: ’Ik vernietig beeld. Letterlijk! Ik zet het mes erin!  Ik zet er een nieuw, te vernietigen, beeld overheen. Steeds weer’. Het toppunt van vernieling en tegelijkertijd vernieuwing zijn wellicht de tijdskolommen, waarvoor hij schilderijen opstapelde tot hoge torens.   
De overige kunstenaars laten verval meer letterlijk zien. Peter Dijk bijvoorbeeld reflecteert in een collage-achtige stijl met verf en gordijnstof op de verwoestende bombardementen in de Syrische stad Aleppo. Aan de overzijde probeert Peter de Vis meer direct een indruk van tijdsverloop weer te geven door roest en verbleking te verbeelden op panelen van karton.
Al met al is het goed opgebouwde een expositie waar technisch weinig op aan te merken is. Zijn er sporen van dadaïsme? Jazeker. De shampooflessen van Flip Drukker kan je zien als een dadaïstische daad om de grens tussen het banale en het bijzondere op te heffen. Paul Combrinks opgestapelde schilderijen gaan op dadaïstische wijze in tegen kunsttradities. En de collagevorm, waar Peter Dijk in werkt, is grootgemaakt door het dadaïsme. Als je erop gaat letten zijn er dus tal van invloeden terug te vinden. Bovendien kun je je nog afvragen in hoeverre ook de HKK zelf, als bakermat van het dadaïsme in Nederland, is beïnvloed door deze kunststroming. Het gegeven dat de HKK als vereniging beeldende kunst, muziek, letteren, theater en architectuur bij elkaar wil brengen, kan gezien worden als het toonbeeld van dadaïstische disciplineversmelting. Toch is alles in de HKK en in de expositie ‘Beyond Traces’ ook weer niet dadaïstisch. Dadaïstische idealen zijn zo gewoon geworden, dat ze niet meer echt dada zijn. Want om af te sluiten met de paradox die van Doesburg uitlegde op de avond van 31 januari 1923: ‘Alles is dada. Slechts de dadaïsten zijn niet dada. Wanneer immers de dadaïsten dadaïsten waren, dan zouden de dadaïsten geen dadaïsten zijn’.
 
Beyond Traces
Tot en met 29 mei
Haagse Kunstkring
Denneweg 64
www.haagsekunstkring.nl
 

Picture
0 Comments

Machtsvertoon in de expositieruimte

2/9/2017

0 Comments

 
De groepsexpositie ‘Might as Well’ in de expositieruimte van NEST draait om macht in de breedste zin van het woord. Zeven kunstenaars belichten de rol van macht in de politiek, op de beurs en tussen ‘gewone’ burgers in onder andere de Haagse Schilderswijk. Een vijftal videowerken in de expositie vraagt om een lange zit, maar gelukkig is er steeds een prettige balans tussen ernst en humor.
 
‘Identieke tweelingen gevraagd. We betalen 50 euro per uur’. meldt een briefje bij de ingang van de expositie. De oproep is onderdeel van ‘Het Milgram experiment; een variatie op een gelijknamig psychologisch experiment uit de jaren ’60. Voor dit werk, dat tevens aanleiding was voor de expositie, vroegen het kunstenaarsduo de zusjes A.L. Raeven aan eeneiige tweelingen om afzonderlijk van elkaar een wat plompe man genaamd ‘Sander’ aan te zetten tot sportieve inspanning. Het experiment is uitgevoerd in de ruimte van NEST en moest antwoord geven op de vraag of vooral de situatie, dan wel het karakter bepalend is bij machtuitoefening. Twee video’s, getoond achter gluurgaatjes in de expositiewand, doen vermoeden dat met name karakter doorslaggevend is. Terwijl de tweelingzus achter het linker kijkgaatje Sander ‘braaf’ afpeigert met slaag en beschimpingen, blijft haar tweelingzus, rechts, meer passief en ‘ongehoorzaam’ toekijken. De koddige Sander, die overigens een acteur blijkt, geeft het werk een komische inslag. Toch is het eigenlijk pijnlijk te beseffen dat een jong meisje bereid is om iemand voor vijftig euro af te blaffen. Wellicht is de deze ‘volgzame’ zus nog wel het grootste slachtoffer in dit experiment.
 
Weerzinwekkend
Het werk van de Raeven zusjes heeft door het machtspelletje een rauw randje, maar dit is nog niets in vergelijking met de schilderijen van Ronald Ophuis. In zijn oeuvre etaleert hij ongebreideld de eindeloze wreedheid van de mens. Executies, misbruik en geweld staan hierbij centraal. Op het doek ‘Birgenau’ toont hij hoe een vrouw in het jodenkamp bruut wordt verkracht door twee medegevangenen. Niets wordt verdoezeld op het doek en  met losse penseelstreken maakt hij de harde werkelijkheid pijnlijk zichtbaar. ‘Een ontkenning van het kwaad is misschien wel een groter kwaad is dan het kwaad zelf’, stelt Ophuis in een interview. Zijn weerzinwekkende taferelen dicht hij een therapeutische functie toe. ‘Ze helpen ons het kwaad onder te ogen zien, zodat we ons beter kunnen verhouden tot dit kwaad’. Aangenaam is dit niet, maar er zit wel een duidelijke kern van waarheid in. Een minpuntje is dat zijn schilderij ‘Birkenau’ is ingelijst met spiegelglas en recht tegenover een raam hangt. Door afleidende reflecties confronterende kunstwerk minder goed tot zijn recht. 
 
Paringsdans
Een aangename humoristische aanvulling op het zware thema, brengt Fernando Sánchez Castillo. In de linker voorruimte toont hij ‘Pegasus Dance’; een video van een paringsdans, opgevoerd door twee Rotterdamse ME busjes. Begeleidt door muziek van Strauss slingeren de busjes sierlijk om elkaar heen en bespuiten elkaar ritmisch met hun waterkanonnen. De waterstralen lijken hierbij een soort voelsprieten waarmee de voertuigen liefkozend contact maken en op en neer bewegen. De video zit vol romantische clichés, zoals een subtiele botsing als kus en zonsondergang aan zee. Door de absurdistische dansers blijft het van begin tot eind betoverend. Zeker is, dat je waterkanonnen van de ME nooit meer hetzelfde zult waarnemen na het bekijken van deze welhaast erotische rolprent.
Eveneens amusant is Sánchez Castillo’s werk bij de ingang van de expositie. Hij haalde een bronzen hoofd van de Spaanse dictator Franco, letterlijk van zijn sokkel en plaatste het op de grond bij de voordeur. De ooit zo machtige generaal is hierdoor gedegradeerd tot deurstopper. Als aanvulling op de kop speurde de kunstenaar in zijn verdere project naar zoveel mogelijk oude standbeelden. Terwijl tijdens het regime de Franco-standbeelden overal in het straatbeeld te vinden waren, blijken ze vandaag de dag diep te zijn weggestopt in ontoegankelijke opslagplaatsen. Slechts drie standbeelden heeft Sánchez Castillo kunnen fotograferen. De onbereikbare sculpturen, presenteert hij symbolisch met een stapel lege fotolijsten op de grond.
Vermeldenswaardig is de wandvullende getekende kaart van het Haagse Tenniersplein gemaakt door Jan Rothuizen. En ook Tank Love, waarvoor Köken Ergun op een zorgeloze zomerdag een gigantische oorlogstank door een klein dorpje liet rijden. De video van Zachery Formwalt werkte als enige wat op de zenuwen. Een traag voorbijtrekkend tegelpatroon op de wand van de Beurs van Berlage combineert hij met een langdradig verhaal over de geschiedenis van de optiehandel. Financiële macht is natuurlijk moeilijk zichtbaar te maken, maar de tegels met graanhalmen blijven visueel gezien wat oppervlakkig.      
 
Over het geheel genomen is ‘Might as Well’ een goed ingerichte expositie met fascinerende werken. Of je na het bekijken van de kunst anders denkt over macht is lastig te zeggen. Het onderwerp is waarschijnlijk te breed en gecompliceerd voor. De kunstenaars geven in ieder geval, vanuit verschillende invalshoeken, op originele wijze invulling aan het thema en prikkelen de toeschouwer om anders aan te kijken tegen vormen van macht.
 
Might as Well
Nest Expositieruimte
De Constant Rebecqueplein 20b
te zien tot 8 mei
www.nestruimte.nl
 
 
 

Picture
0 Comments
<<Previous

    RSS Feed

    Archives

    February 2017
    January 2016
    October 2015
    September 2015
    June 2015
    March 2015
    January 2015
    December 2014
    November 2013

    Categories

    All
    Filosofie
    Kunstrecensies
    Levenskunst
    Mythes
    Taoisme
    Toeval

Powered by
✕