Gesprek met Tomas Rajlich
Afgelopen weekend opende de expositie ‘Verfstructuren’. Het gemeentemuseum geeft hiermee een overzicht van de ‘witte werken’ uit de vroege periode van de Tsjechische Kunstenaar Tomas Rajlich. De schilderijen bestaan vooral uit strakke rasters met overschilderingen van wat lossere streken witte acrylverf. Zijn stijl raakt aan de minimalistische en fundamentele kunst, maar wat Rajlich uniek maakt is een zwierige boventoon, of beter gezegd bovenlaag.
Enthousiast lopen de 76 jarige Tomas Rajlich en zijn vrouw Jitka door de nog ongeopende expositie. Ze leggen de laatste hand aan de tentoonstelling. Rajlich slaat bedreven een kromgetrokken raamwerk van een van zijn doeken recht en samen kijken ze of alle titels en jaartallen kloppen. Veel tijd hebben ze niet, want hun korte bezoek aan Nederland is volgepland met tripjes en afspraken. ‘We willen straks naar dat nieuwe museum in Wassenaar’ vertelt Jitka. ‘Gisteren waren we in het Stedelijk en morgen gaan we naar Galerie Ramakers waar komend weekend ook een expositie opent van Tomas’. Of ze Nederland goed kennen? ‘We wonen nu in Praag, maar we hebben bijna veertig jaar in Den Haag gewoond. In 1969 zijn we vanuit het toenmalig Tsjecho-Slowakije naar Nederland gevlucht’. Tomas werd beperkt door de fantasieloze en rigide kunst in de toen communistische dictatuur. Om te ontsnappen aan het benauwende klimaat organiseerde Jitka vanuit de nationale galerie in Praag waar ze werkte, exposities in West-Europa voor haar man. ‘Net toen we na een tentoonstelling in Engeland op bezoek waren in Den Haag, viel Rusland Tsjecho-Slowakije binnen en brak de Praagse lente los. We zijn toen kort nog teruggegaan, maar het was te gevaarlijk om daar te blijven. Gelukkig konden we vluchten naar Nederland en we zijn hier gebleven tot 2010’. Waarom ze uiteindelijk weer zijn teruggegaan naar Tsjechië? ‘We hebben nooit pensioen gespaard. De kunst in Tsjechië is nog altijd weinig inspirerend, maar nu we oud zijn is het leven er een stuk voordeliger’.
Lyrisch
Het moet een vreemde gewaarwording zijn om bijna veertig jaar na de vervaardiging, je vroegste werken in het museum te zien hangen. Rajlich was echter vooral verrukt toen hij sommige werken na bijna een halve eeuw uit het bubbeltjesplastic verloste. Sommige werken lagen jarenlang in de kelder. ‘Toen ik ze voor deze expositie weer opduikelde was ik verbaasd: eigenlijk vond ik de meeste best wel goed’. Het is bovendien niet de eerste keer dat hij in het gemeentemuseum exposeert. ‘In 1971 had ik hier mijn eerste solo’, vertelt hij. ‘Inmiddels is dit al mijn zesde expositie hier, maar alle werken die er nu hangen, zijn nog niet eerder in het gemeentemuseum getoond’. De werken voor ‘Verfstructuren’ maakte hij in de jaren net voor en na de emigratie naar Nederland, tussen 1966 en 1976. Dat het minimalisme toen hoogtij vierde is te zien aan de strakke rasters in de kunstwerken. Eind jaren zestig, net na het abstract expressionisme, was de schilderkunst massaal doodverklaard. Op het gebied van figuratie was alles gedaan wat men kon bedenken. Samen met enkele zogenoemde fundamentalistische schilders, in Amerika ook wel Minimal art genoemd, zocht Rajlich naar de essentie van de schilderkunst. Hij liet zich hierbij leiden door het L’art pour l’art principe, of te wel: het idee dat een schilderij is niets meer is dan verf op doek. Hoewel hij in zijn hele oeuvre is blijven vasthouden aan de formalistische kunstbenadering, kan je hem geen uitgesproken fundamentalist noemen. Museumdirecteur Benno Tempel vindt zijn werken daarvoor te lyrisch. Jitka noemt zijn doeken vooral poëtisch, Rajlich zelf wil het houden op intuitief. ‘Als je mij vergelijkt met fundamentalisten, zoals bijvoorbeeld Ellswoth Kelly, zie je dat mijn werken wat speelser en losser zijn. De rasters die ik schilder zijn wel mathematisch uitgedacht, maar ik blijf er niet teveel aan vasthouden’. Zo is te zien dat de afstanden tussen de lijnen in de onderliggende structuren vaak net weer anders zijn. En de lossere overschilderingen geven de schilderijen een meer een swingend karakter. ‘Dit is niet om een emotionele lading te versterken, zoals het woord lyrisch mij teveel suggereert, maar alle variaties ontstaan toevallig terwijl ik aan het werk ben, ofwel intuïtief’.
Dogmatisch
Misschien lijkt een terugblik op de zeventigerjaren achterhaalt, maar volgens Rajlich kan er niet genoeg aandacht geschonken worden aan de fundamentalistische schilderkunst. De reden? ‘Eigenlijk is dit de laatste interessante kunststroming sinds het abstract expressionisme. Tegenwoordig is het een beetje een rommeltje in de kunstwereld. Kunst wordt niet meer gezien als een serieuze onderneming.’ vindt Rajlich. Steeds meer jonge kunstenaars denken dat ze van alle markten thuis zijn. ‘s Ochtend doen ze een performance, ’s middags maken ze een schilderij ’s avonds bouwen ze een installatie. ‘Naar mijn idee heeft goede kunst heeft toewijding en concentratie nodig. Het hoort iets dogmatisch te hebben’, stelt hij. Of er ooit nog goede kunst gemaakt gaat worden? Rajlich ziet het wat somber in. Toch schildert hij zelf gestaag verder. Na deze witte periode is zijn werk geleidelijk overgegaan in een zwarte periode, een gouden periode en een periode met provocerende kleuren. ‘Zijn nieuwste werk heeft de kleur van Italiaanse ijsjes’, vertelt Jitka vrolijk. ‘En behalve verf verwerkt hij nu ook bonbonpapiertjes, glitters en parelmoer in zijn schilderingen’. Nieuwsgierig naar zowel het oude als het nieuwe werk van Rajlich? Komende tijd is er de mogelijkheid voor een interessant dubbelbezoek: tot half november hangen zijn meer recente werken bij galerie Ramakers, terwijl het Gemeentemuseum tot eind januari de bovengenoemde basiswerken toont.
Verfstructuren – Tomas Rajlich
Te zien van 15 oktober tot 22 januari
Gemeentemuseum Den Haag
www.gemeentemuseum.nl
Foto: Tomas Rajlich, Zonder titel, 1972, acryl op hardboard, 40 x 40 cm
Afgelopen weekend opende de expositie ‘Verfstructuren’. Het gemeentemuseum geeft hiermee een overzicht van de ‘witte werken’ uit de vroege periode van de Tsjechische Kunstenaar Tomas Rajlich. De schilderijen bestaan vooral uit strakke rasters met overschilderingen van wat lossere streken witte acrylverf. Zijn stijl raakt aan de minimalistische en fundamentele kunst, maar wat Rajlich uniek maakt is een zwierige boventoon, of beter gezegd bovenlaag.
Enthousiast lopen de 76 jarige Tomas Rajlich en zijn vrouw Jitka door de nog ongeopende expositie. Ze leggen de laatste hand aan de tentoonstelling. Rajlich slaat bedreven een kromgetrokken raamwerk van een van zijn doeken recht en samen kijken ze of alle titels en jaartallen kloppen. Veel tijd hebben ze niet, want hun korte bezoek aan Nederland is volgepland met tripjes en afspraken. ‘We willen straks naar dat nieuwe museum in Wassenaar’ vertelt Jitka. ‘Gisteren waren we in het Stedelijk en morgen gaan we naar Galerie Ramakers waar komend weekend ook een expositie opent van Tomas’. Of ze Nederland goed kennen? ‘We wonen nu in Praag, maar we hebben bijna veertig jaar in Den Haag gewoond. In 1969 zijn we vanuit het toenmalig Tsjecho-Slowakije naar Nederland gevlucht’. Tomas werd beperkt door de fantasieloze en rigide kunst in de toen communistische dictatuur. Om te ontsnappen aan het benauwende klimaat organiseerde Jitka vanuit de nationale galerie in Praag waar ze werkte, exposities in West-Europa voor haar man. ‘Net toen we na een tentoonstelling in Engeland op bezoek waren in Den Haag, viel Rusland Tsjecho-Slowakije binnen en brak de Praagse lente los. We zijn toen kort nog teruggegaan, maar het was te gevaarlijk om daar te blijven. Gelukkig konden we vluchten naar Nederland en we zijn hier gebleven tot 2010’. Waarom ze uiteindelijk weer zijn teruggegaan naar Tsjechië? ‘We hebben nooit pensioen gespaard. De kunst in Tsjechië is nog altijd weinig inspirerend, maar nu we oud zijn is het leven er een stuk voordeliger’.
Lyrisch
Het moet een vreemde gewaarwording zijn om bijna veertig jaar na de vervaardiging, je vroegste werken in het museum te zien hangen. Rajlich was echter vooral verrukt toen hij sommige werken na bijna een halve eeuw uit het bubbeltjesplastic verloste. Sommige werken lagen jarenlang in de kelder. ‘Toen ik ze voor deze expositie weer opduikelde was ik verbaasd: eigenlijk vond ik de meeste best wel goed’. Het is bovendien niet de eerste keer dat hij in het gemeentemuseum exposeert. ‘In 1971 had ik hier mijn eerste solo’, vertelt hij. ‘Inmiddels is dit al mijn zesde expositie hier, maar alle werken die er nu hangen, zijn nog niet eerder in het gemeentemuseum getoond’. De werken voor ‘Verfstructuren’ maakte hij in de jaren net voor en na de emigratie naar Nederland, tussen 1966 en 1976. Dat het minimalisme toen hoogtij vierde is te zien aan de strakke rasters in de kunstwerken. Eind jaren zestig, net na het abstract expressionisme, was de schilderkunst massaal doodverklaard. Op het gebied van figuratie was alles gedaan wat men kon bedenken. Samen met enkele zogenoemde fundamentalistische schilders, in Amerika ook wel Minimal art genoemd, zocht Rajlich naar de essentie van de schilderkunst. Hij liet zich hierbij leiden door het L’art pour l’art principe, of te wel: het idee dat een schilderij is niets meer is dan verf op doek. Hoewel hij in zijn hele oeuvre is blijven vasthouden aan de formalistische kunstbenadering, kan je hem geen uitgesproken fundamentalist noemen. Museumdirecteur Benno Tempel vindt zijn werken daarvoor te lyrisch. Jitka noemt zijn doeken vooral poëtisch, Rajlich zelf wil het houden op intuitief. ‘Als je mij vergelijkt met fundamentalisten, zoals bijvoorbeeld Ellswoth Kelly, zie je dat mijn werken wat speelser en losser zijn. De rasters die ik schilder zijn wel mathematisch uitgedacht, maar ik blijf er niet teveel aan vasthouden’. Zo is te zien dat de afstanden tussen de lijnen in de onderliggende structuren vaak net weer anders zijn. En de lossere overschilderingen geven de schilderijen een meer een swingend karakter. ‘Dit is niet om een emotionele lading te versterken, zoals het woord lyrisch mij teveel suggereert, maar alle variaties ontstaan toevallig terwijl ik aan het werk ben, ofwel intuïtief’.
Dogmatisch
Misschien lijkt een terugblik op de zeventigerjaren achterhaalt, maar volgens Rajlich kan er niet genoeg aandacht geschonken worden aan de fundamentalistische schilderkunst. De reden? ‘Eigenlijk is dit de laatste interessante kunststroming sinds het abstract expressionisme. Tegenwoordig is het een beetje een rommeltje in de kunstwereld. Kunst wordt niet meer gezien als een serieuze onderneming.’ vindt Rajlich. Steeds meer jonge kunstenaars denken dat ze van alle markten thuis zijn. ‘s Ochtend doen ze een performance, ’s middags maken ze een schilderij ’s avonds bouwen ze een installatie. ‘Naar mijn idee heeft goede kunst heeft toewijding en concentratie nodig. Het hoort iets dogmatisch te hebben’, stelt hij. Of er ooit nog goede kunst gemaakt gaat worden? Rajlich ziet het wat somber in. Toch schildert hij zelf gestaag verder. Na deze witte periode is zijn werk geleidelijk overgegaan in een zwarte periode, een gouden periode en een periode met provocerende kleuren. ‘Zijn nieuwste werk heeft de kleur van Italiaanse ijsjes’, vertelt Jitka vrolijk. ‘En behalve verf verwerkt hij nu ook bonbonpapiertjes, glitters en parelmoer in zijn schilderingen’. Nieuwsgierig naar zowel het oude als het nieuwe werk van Rajlich? Komende tijd is er de mogelijkheid voor een interessant dubbelbezoek: tot half november hangen zijn meer recente werken bij galerie Ramakers, terwijl het Gemeentemuseum tot eind januari de bovengenoemde basiswerken toont.
Verfstructuren – Tomas Rajlich
Te zien van 15 oktober tot 22 januari
Gemeentemuseum Den Haag
www.gemeentemuseum.nl
Foto: Tomas Rajlich, Zonder titel, 1972, acryl op hardboard, 40 x 40 cm