Hellen van Meene is een van Nederlands succesvolste fotografen.
Direct na haar afstuderen aan Gerrit Rietveld Academie zijn haar foto’s van
pubermeisjes overal ter de wereld bejubeld. Afgelopen decennia exposeerde ze onder andere in Japan, Korea, VS en verkocht ze werk aan musea als MoMA en het Victoria & Albert in Londen. Ondanks de internationale belangstelling is Van Meene in Nederland minder bekend. Het Fotomuseum Den Haag presenteert met ‘The Years Shall Run Like Rabbits’ haar eerste oeuvre-overzicht in eigen land. De expositie brengt de kracht, maar ook de
eentonigheid van haar fotografiewerk aan het licht.
‘Herfstlicht is het allermooiste’ zegt van Meene terwijl ze twee bleke blonde meisjes in een boslandschap positioneert. In een ongeveer dertig minuten durende video voor de ingang van de expositie is te zien hoe de fotografe met armgebaren en luide stem instructies aan haar modellen geeft. Haar fotosessies zijn dikwijls een race tegen de klok. De gelaatsuitdrukking van de meisjes, het natuurlijke najaarslicht en de sfeer van het tafereel veranderen voortdurend. Doordat van Meene altijd analoog
fotografeert, weet ze op locatie nooit helemaal zeker of ze een moment goed
vereeuwigd heeft.
De fotowerken in de expositiezaal bewijzen dat de fotografe beschikt over een uitstekend gevoel voor compositie en timing. Met diffuus daglicht, oubollige kledingstukken en excentrieke pubers zet ze taferelen neer die qua licht- en kleurgebruik doen denken aan meesterschilders als Vermeer of Velasquez. Om haar werk een tijdloos karakter te geven, fotografeert ze meestal in geheimzinnige kamers van verlaten woningen. Haar modellen zijn geen gephotoshopte cosmo-meisjes, maar ‘echte’ personen die opvallen door lijzigheid, molligheid en andere imperfecties zoals uitpuilende ogen, wallen, beugels, pukkels, pruillippen, kroeshaar of een onnatuurlijk bleke huid.
Met haar foto’s probeert ze naar eigen zeggen ‘sluimerende gevoelens’ bloot te leggen die voor iedereen herkenbaar zijn. Ze heeft het groeiproces van pubers inmiddels in verschillende landen vastgelegd door modellen confronterend of juist dromerig voor de camera te laten poseren. In samenspel met de omgeving hebben de meisjes zowel iets ongemakkelijks als iets ongenaakbaars, alsof ze zich bewust zijn van hun eigen onvolmaaktheden. Redelijk in lijn met haar puberportretten bevatten haar meer recente werken ook honden die dikwijls met onsierlijke geslachtsdelen, huidplooien en haarplukken pontificaal voor de camera zitten.
Herhalingen
Door het sfeervolle lichtgebruik en de fascinerende modellen is het niet verwonderlijk dat de fotografe wereldwijd successen heeft geboekt. Een nadeel van haar werk is echter dat je het na een tijdje wel gezien hebt. Het melodramatische gevoel dat de foto’s in eerste instantie uitdragen, begint in de lange reeks gelijksoortige beelden af te vlakken. Hoewel de fotografe, door verschillende landen te bezoeken en huisdieren te integreren in haar werk, pogingen doet om haar afstudeeronderwerp verder uit te diepen, is de essentie van haar werk in de afgelopen twintig jaar vrijwel onveranderd gebleven. Of de modellen nu Nederlands, Russisch of Japans zijn en of er wel of geen hond naast hen zit, we zien bovenal
excentrieke pubers die zelfbewust en weemoedig in de leegte staren. Van Meene vindt het betekenisvol dat pubers over de hele wereld een vergelijkbare emotie delen. Bij mij roept deze overeenkomstigheid de vraag op of het ’typerende pubergevoel’ in de foto’s niet vooral het resultaat is van de door de fotografe bedachte ensceneringen. In meerdere foto’s benevelen pubers elkaar met een wolk van wit poeder. Ook zijn er diverse meisjes te zien, die hun gezicht nauwkeurig afschermen door naar voren gekamd haar en een aanzienlijk deel van de geportretteerden ligt op een wat theatrale wijze op de grond. Terwijl het stuk voor stuk fraaie beelden zijn, verliest het gehele oeuvre door de herhalingen aan zeggingskracht. Een andere benadering van haar onderwerp, of een nieuwe uitwerking van Van Meene’s ideeën over de pubertijd zou haar werk naar mijn idee een aangename verfrissing kunnen geven. Ik moet hierbij denken aan de eveneens gevierde fotografe Rineke Dijkstra, die gedurende haar carrière ook gefascineerd is
geweest door halfvolwassen jongeren, maar die toch steeds nieuwe invalshoeken opzoekt. Nadat Dijkstra debuteerde met een serie ongemakkelijke pubers aan zee, verbreedde zij haar werk door de camera te richten op onder andere zojuist bevallen vrouwen, dansende discogangers, jonge stierenvechters en een opgroeiende soldaat. Misschien is Van Meene met haar toevoeging van honden in haar werk eveneens haar grenzen aan het verleggen. Maar naar mijn idee blijft zij al lange tijd vasthouden aan het vertrouwde en aangeprezen puberportret zonder wezenlijk nieuwe stappen te zetten. Hopelijk gaat de fotografe in de komende jaren niet alleen nieuwe geografische, maar ook artistieke gebieden verkennen, zodat haar kunst geen kunstje wordt.
Te zien t/m 29 november 2015
Fotomuseum Den Haag
www.fotomuseumdenhaag.nl
Gepubliceerd in de Den Haag Centraal van 9 oktober 2015
Direct na haar afstuderen aan Gerrit Rietveld Academie zijn haar foto’s van
pubermeisjes overal ter de wereld bejubeld. Afgelopen decennia exposeerde ze onder andere in Japan, Korea, VS en verkocht ze werk aan musea als MoMA en het Victoria & Albert in Londen. Ondanks de internationale belangstelling is Van Meene in Nederland minder bekend. Het Fotomuseum Den Haag presenteert met ‘The Years Shall Run Like Rabbits’ haar eerste oeuvre-overzicht in eigen land. De expositie brengt de kracht, maar ook de
eentonigheid van haar fotografiewerk aan het licht.
‘Herfstlicht is het allermooiste’ zegt van Meene terwijl ze twee bleke blonde meisjes in een boslandschap positioneert. In een ongeveer dertig minuten durende video voor de ingang van de expositie is te zien hoe de fotografe met armgebaren en luide stem instructies aan haar modellen geeft. Haar fotosessies zijn dikwijls een race tegen de klok. De gelaatsuitdrukking van de meisjes, het natuurlijke najaarslicht en de sfeer van het tafereel veranderen voortdurend. Doordat van Meene altijd analoog
fotografeert, weet ze op locatie nooit helemaal zeker of ze een moment goed
vereeuwigd heeft.
De fotowerken in de expositiezaal bewijzen dat de fotografe beschikt over een uitstekend gevoel voor compositie en timing. Met diffuus daglicht, oubollige kledingstukken en excentrieke pubers zet ze taferelen neer die qua licht- en kleurgebruik doen denken aan meesterschilders als Vermeer of Velasquez. Om haar werk een tijdloos karakter te geven, fotografeert ze meestal in geheimzinnige kamers van verlaten woningen. Haar modellen zijn geen gephotoshopte cosmo-meisjes, maar ‘echte’ personen die opvallen door lijzigheid, molligheid en andere imperfecties zoals uitpuilende ogen, wallen, beugels, pukkels, pruillippen, kroeshaar of een onnatuurlijk bleke huid.
Met haar foto’s probeert ze naar eigen zeggen ‘sluimerende gevoelens’ bloot te leggen die voor iedereen herkenbaar zijn. Ze heeft het groeiproces van pubers inmiddels in verschillende landen vastgelegd door modellen confronterend of juist dromerig voor de camera te laten poseren. In samenspel met de omgeving hebben de meisjes zowel iets ongemakkelijks als iets ongenaakbaars, alsof ze zich bewust zijn van hun eigen onvolmaaktheden. Redelijk in lijn met haar puberportretten bevatten haar meer recente werken ook honden die dikwijls met onsierlijke geslachtsdelen, huidplooien en haarplukken pontificaal voor de camera zitten.
Herhalingen
Door het sfeervolle lichtgebruik en de fascinerende modellen is het niet verwonderlijk dat de fotografe wereldwijd successen heeft geboekt. Een nadeel van haar werk is echter dat je het na een tijdje wel gezien hebt. Het melodramatische gevoel dat de foto’s in eerste instantie uitdragen, begint in de lange reeks gelijksoortige beelden af te vlakken. Hoewel de fotografe, door verschillende landen te bezoeken en huisdieren te integreren in haar werk, pogingen doet om haar afstudeeronderwerp verder uit te diepen, is de essentie van haar werk in de afgelopen twintig jaar vrijwel onveranderd gebleven. Of de modellen nu Nederlands, Russisch of Japans zijn en of er wel of geen hond naast hen zit, we zien bovenal
excentrieke pubers die zelfbewust en weemoedig in de leegte staren. Van Meene vindt het betekenisvol dat pubers over de hele wereld een vergelijkbare emotie delen. Bij mij roept deze overeenkomstigheid de vraag op of het ’typerende pubergevoel’ in de foto’s niet vooral het resultaat is van de door de fotografe bedachte ensceneringen. In meerdere foto’s benevelen pubers elkaar met een wolk van wit poeder. Ook zijn er diverse meisjes te zien, die hun gezicht nauwkeurig afschermen door naar voren gekamd haar en een aanzienlijk deel van de geportretteerden ligt op een wat theatrale wijze op de grond. Terwijl het stuk voor stuk fraaie beelden zijn, verliest het gehele oeuvre door de herhalingen aan zeggingskracht. Een andere benadering van haar onderwerp, of een nieuwe uitwerking van Van Meene’s ideeën over de pubertijd zou haar werk naar mijn idee een aangename verfrissing kunnen geven. Ik moet hierbij denken aan de eveneens gevierde fotografe Rineke Dijkstra, die gedurende haar carrière ook gefascineerd is
geweest door halfvolwassen jongeren, maar die toch steeds nieuwe invalshoeken opzoekt. Nadat Dijkstra debuteerde met een serie ongemakkelijke pubers aan zee, verbreedde zij haar werk door de camera te richten op onder andere zojuist bevallen vrouwen, dansende discogangers, jonge stierenvechters en een opgroeiende soldaat. Misschien is Van Meene met haar toevoeging van honden in haar werk eveneens haar grenzen aan het verleggen. Maar naar mijn idee blijft zij al lange tijd vasthouden aan het vertrouwde en aangeprezen puberportret zonder wezenlijk nieuwe stappen te zetten. Hopelijk gaat de fotografe in de komende jaren niet alleen nieuwe geografische, maar ook artistieke gebieden verkennen, zodat haar kunst geen kunstje wordt.
Te zien t/m 29 november 2015
Fotomuseum Den Haag
www.fotomuseumdenhaag.nl
Gepubliceerd in de Den Haag Centraal van 9 oktober 2015