In het afgelopen decennium werkte de Schotse kunstenaar Charles Avery aan de creatie van een fictieve wereld: ‘The Island’. De expositie ‘What’s the matter with Idealism’ in het GEM nodigt bezoekers uit om op verkenning uit te gaan in de verzonnen maatschappij, waar filosofische kwesties en kunstzinnige ideologieën nadrukkelijk deel uitmaken van het dagelijks leven.
Op veelzijdige wijze brengt Avery de wereld van ‘The islanders’ tot leven. Teksten, sculpturen en tekeningen geven gezamenlijk kleur aan het fictieve eiland. Elk medium belichaamt een ander belevingsniveau. De verhalen geven een ‘insiders-view’ en laten de bezoekers meekijken door de ogen van een bewoner. De tekeningen vormen visuele indrukken van verschillende plekken op het eiland. Met de toevoeging van sculpturen doet de verzonnen wereld ten slotte ook zijn intrede in onze ruimtelijke realiteit. Gebruiksvoorwerpen, imposante sculpturen van flora en fauna en bronzen hoofden met absurdistische hoeden staan als souvenirs op de expositievloer uitgestald.
Hoewel alle aanwezige kunstvormen getuigen van originaliteit en meesterschap, zijn het vooral de tekeningen die de ‘Islanders’ tot leven doen komen.
Het is alsof Avery zijn tekeningen ter plekke vervaardigde; sommige delen zijn uiterst gedetailleerd, andere blijven onafgewerkt. Neem bijvoorbeeld ‘Untitled’ (Place de la Revolution); de grootste tekening op de expositie. Dit realistisch ogende stadlandschap geeft zicht op de hoofdstad met de dubbelzinnige en raadselachtige naam ‘Onomatopoeia’. Stadsbewoners en toeristen lopen en fietsen rakelings langs elkaar heen. Gebouwen zijn uniek in vormgeving, maar hebben tevens iets weg van de architectuur in New York of Cairo. Wie de tijd neemt, krijgt in het stadsgedruis steeds meer opzienbarende details in het oog. Zoals een fietser met het urinoir van Duchamp op zijn zadel en een print van de Mona Lisa aan zijn stuur; ‘I counted the gods and they are…’ staat op haar t-shirt.
Markante gedachtenstolsels
Wie op antropologische verkenning uitgaat door de vervreemdende verbeeldingscultuur van Avery, zal zich steeds meer bewust worden van zijn eigen afkomst. Niet omdat de ‘Islanders’ zo anders zijn, maar vooral doordat ze op ons lijken. Net als in West-Europa hebben de bewoners van ‘The Island’ een koloniaal verleden en behoren racisme, verslavingen, prostitutie en massatoerisme tot het leven van alledag. Naast de maatschappelijke gelijkenissen zijn er ook culturele en kunstzinnige overeenkomsten. Uiteenlopende westerse cultuuruitingen zijn in de vorm van lifestyleproducten op het eiland terug te vinden. Bewoners volgen lezingen van Europese kunstenaars in het MoAo, het grootste museum van het eiland. Met tassen, T-shirt en posters waarop slogans van filosofen staan, dragen de bewoners hun gedachtegoed uit. Het meest opzienbarend zijn de markant gevormde hoofdeksels, zoals de Mondriaans geblokte ‘Boogiewoogie’. Als een soort groteske gedachtestolsels duiden de ‘Islanders’ hiermee hun ideologieën aan.
Opgeblazen ideologie
Door middel van sappige details en menselijke eigenschappen heeft Avery zijn intellectuele samenleving met behoorlijk wat overtuigingskracht neergezet. Toch is ‘geloofwaardigheid’ niet datgene waar het om draait in de expositie.
Naast de verbeeldingskracht schuilt er bovenal een sterk relativerend vermogen in het werk van Avery. Ideologieën zet hij overtuigend neer in zijn wereld, om ze vervolgens vakkundig omver te blazen.
Op allerlei manieren neemt hij de menselijke drang om waarheid te vinden op de hak. Het meest tot de verbeelding spreken de komisch-tragische ‘Hunters’ die, zonder succes, al decennia lang zoeken naar de, op Kant geïnspireerde, ‘Noumenon’; een soort onwaarneembaar wezen dat de waarheid zou belichamen. Wie zoekt naar waarheid of echtheid in het werk van Avery zal met zijn neus tegen een spiegel lopen. Bewoners zijn als het ware karikaturen van westerse intellectuelen die zonder gêne hoogstaande cultuurvormen vercommercialiseren. In tegenstelling tot geo-fictieve schrijvers als J. R. R. Tolkien en G. R.R. Martin, zoekt Avery voortdurend de verbinding met de werkelijkheid. Meer dan een utopie, of een op zichzelf staande fantasie, is het werk van Avery een parodie op de westerse cultuur.
Als klap op de vuurpijl wordt overigens het bestaan van het hele eiland in twijfel getrokken; al bij de ingang van de expositie wordt een geschreven verhaal van een inwoner afgesloten met de woorden ‘‘I start to wonder - if there is an Island after all’’. De boodschap is duidelijk; zoals de titel van de expositie al suggereert, blijven ideologieën te allen tijde immaterieel en kunnen wij ze slechts tevergeefs najagen. Naast vermakelijk is de expositie confronterend roept Avery veel vragen op. Nadeel is wel dat zijn werk, door de overdaad aan enigmatische structuren en filosofische verwijzingen, enigszins ontoegankelijk en pretentieus overkomt. Het kan daarbij helpen om de aangehaalde ideologieën niet te zwaar op te vatten en de expositie ook te blijven zien als vermakelijke en kunstzinnige spielerei.
Te zien tot 7 juni 2015 in het GEM
gepubliceerd in de Den Haag centraal 27 februari 2015
Op veelzijdige wijze brengt Avery de wereld van ‘The islanders’ tot leven. Teksten, sculpturen en tekeningen geven gezamenlijk kleur aan het fictieve eiland. Elk medium belichaamt een ander belevingsniveau. De verhalen geven een ‘insiders-view’ en laten de bezoekers meekijken door de ogen van een bewoner. De tekeningen vormen visuele indrukken van verschillende plekken op het eiland. Met de toevoeging van sculpturen doet de verzonnen wereld ten slotte ook zijn intrede in onze ruimtelijke realiteit. Gebruiksvoorwerpen, imposante sculpturen van flora en fauna en bronzen hoofden met absurdistische hoeden staan als souvenirs op de expositievloer uitgestald.
Hoewel alle aanwezige kunstvormen getuigen van originaliteit en meesterschap, zijn het vooral de tekeningen die de ‘Islanders’ tot leven doen komen.
Het is alsof Avery zijn tekeningen ter plekke vervaardigde; sommige delen zijn uiterst gedetailleerd, andere blijven onafgewerkt. Neem bijvoorbeeld ‘Untitled’ (Place de la Revolution); de grootste tekening op de expositie. Dit realistisch ogende stadlandschap geeft zicht op de hoofdstad met de dubbelzinnige en raadselachtige naam ‘Onomatopoeia’. Stadsbewoners en toeristen lopen en fietsen rakelings langs elkaar heen. Gebouwen zijn uniek in vormgeving, maar hebben tevens iets weg van de architectuur in New York of Cairo. Wie de tijd neemt, krijgt in het stadsgedruis steeds meer opzienbarende details in het oog. Zoals een fietser met het urinoir van Duchamp op zijn zadel en een print van de Mona Lisa aan zijn stuur; ‘I counted the gods and they are…’ staat op haar t-shirt.
Markante gedachtenstolsels
Wie op antropologische verkenning uitgaat door de vervreemdende verbeeldingscultuur van Avery, zal zich steeds meer bewust worden van zijn eigen afkomst. Niet omdat de ‘Islanders’ zo anders zijn, maar vooral doordat ze op ons lijken. Net als in West-Europa hebben de bewoners van ‘The Island’ een koloniaal verleden en behoren racisme, verslavingen, prostitutie en massatoerisme tot het leven van alledag. Naast de maatschappelijke gelijkenissen zijn er ook culturele en kunstzinnige overeenkomsten. Uiteenlopende westerse cultuuruitingen zijn in de vorm van lifestyleproducten op het eiland terug te vinden. Bewoners volgen lezingen van Europese kunstenaars in het MoAo, het grootste museum van het eiland. Met tassen, T-shirt en posters waarop slogans van filosofen staan, dragen de bewoners hun gedachtegoed uit. Het meest opzienbarend zijn de markant gevormde hoofdeksels, zoals de Mondriaans geblokte ‘Boogiewoogie’. Als een soort groteske gedachtestolsels duiden de ‘Islanders’ hiermee hun ideologieën aan.
Opgeblazen ideologie
Door middel van sappige details en menselijke eigenschappen heeft Avery zijn intellectuele samenleving met behoorlijk wat overtuigingskracht neergezet. Toch is ‘geloofwaardigheid’ niet datgene waar het om draait in de expositie.
Naast de verbeeldingskracht schuilt er bovenal een sterk relativerend vermogen in het werk van Avery. Ideologieën zet hij overtuigend neer in zijn wereld, om ze vervolgens vakkundig omver te blazen.
Op allerlei manieren neemt hij de menselijke drang om waarheid te vinden op de hak. Het meest tot de verbeelding spreken de komisch-tragische ‘Hunters’ die, zonder succes, al decennia lang zoeken naar de, op Kant geïnspireerde, ‘Noumenon’; een soort onwaarneembaar wezen dat de waarheid zou belichamen. Wie zoekt naar waarheid of echtheid in het werk van Avery zal met zijn neus tegen een spiegel lopen. Bewoners zijn als het ware karikaturen van westerse intellectuelen die zonder gêne hoogstaande cultuurvormen vercommercialiseren. In tegenstelling tot geo-fictieve schrijvers als J. R. R. Tolkien en G. R.R. Martin, zoekt Avery voortdurend de verbinding met de werkelijkheid. Meer dan een utopie, of een op zichzelf staande fantasie, is het werk van Avery een parodie op de westerse cultuur.
Als klap op de vuurpijl wordt overigens het bestaan van het hele eiland in twijfel getrokken; al bij de ingang van de expositie wordt een geschreven verhaal van een inwoner afgesloten met de woorden ‘‘I start to wonder - if there is an Island after all’’. De boodschap is duidelijk; zoals de titel van de expositie al suggereert, blijven ideologieën te allen tijde immaterieel en kunnen wij ze slechts tevergeefs najagen. Naast vermakelijk is de expositie confronterend roept Avery veel vragen op. Nadeel is wel dat zijn werk, door de overdaad aan enigmatische structuren en filosofische verwijzingen, enigszins ontoegankelijk en pretentieus overkomt. Het kan daarbij helpen om de aangehaalde ideologieën niet te zwaar op te vatten en de expositie ook te blijven zien als vermakelijke en kunstzinnige spielerei.
Te zien tot 7 juni 2015 in het GEM
gepubliceerd in de Den Haag centraal 27 februari 2015