Schrijver Louis Couperus en schilder Marius Bauer in de Oriënt
In een deftig pand aan de Javastraat, niet ver van waar Couperus ooit zijn Eline Vere schreef, brengt het Louis Couperus Museum al ruim twintig jaar een hommage aan deze befaamde schrijver.
De huidige tentoonstelling 'De Oriënt verkend' slaat een brug tussen reisbrieven die Couperus in 1921 vanuit Noord-Afrika schreef en de aquarellen die de oriëntalistische schilder Marius Bauer maakte na een soortgelijke reis een jaar later.
Het lijkt wat eentonig: een museum enkel gewijd aan een schrijver die bijna honderd jaar dood is.
Volgens de oprichter van het museum, Caroline de Westenholz, blijft Louis Couperus echter buitengewoon fascinerend. ''Het is een beetje een niche, maar er zijn nog altijd veel fans die graag naar het museum komen. Bovendien kun je voor expositieonderwerpen met Couperus alle kanten op'', stelt zij. Na eerdere tentoonstellingen over onder meer de romans die zich afspelen in Den Haag en zijn jaren in Italië en Frankrijk, zoomt het museum nu in op zijn wat minder bekende reisverslagen uit de laatste fase van zijn leven. Enkele jaren voor zijn dood trok Couperus in opdracht van de 'Haagsche Post' met zijn vrouw door Algerije. Zijn observaties werden als feuilleton in het weekblad gepubliceerd en later samengebracht in het boek getiteld 'Met Louis Couperus in Afrika'. Schrijfster en fervent Couperus-fan, José Buschman, bestudeerde zijn reisimpressies en vergeleek deze met die van tijdgenoten in soortgelijke oosterse oorden. In haar nieuwe boek 'Couperus in de Oriënt' gaat ze uitvoerig in op Marius Bauer, die samen met zijn vrouw meerdere malen door Algerije trok om inspiratie op te doen. Hoewel Bauer en Couperus op de hoogte waren van elkaars werk en zich bijna gelijktijdig lieten inspireren door dezelfde exotische landstreken, hebben zij elkaar waarschijnlijk nooit ontmoet. Een mooi gebaar dus om het werk van de twee reislustige Hagenaars nu alsnog met elkaar te verenigen. Buschman legt daarbij in haar boek meer inhoudelijke verbanden tussen de oriëntalistische belevingen van de reizigers. De expositie zelf blijft in dat opzicht wat aan de oppervlakte. Gastcurator Willemien de Vlieger-Moll heeft een flink aantal originele aquarellen en etsen van Bauer naar het museum gehaald. Deze zijn op sfeervolle wijze samengebracht met reisbrieffragmenten van Couperus.
Onbeschaamd oriëntalisme
Het is natuurlijk de vraag of schilderijen en geschreven teksten zich probleemloos laten vergelijken. Maar hoe dan ook: Buschman weet een aantal onmiskenbare verwantschappen tussen de twee Hagenaars naar voren te brengen. De grootste gelijkenis is waarschijnlijk het gedeelde verlangen om huis en haard te verlaten en elders inspiratie op te doen. Wie namelijk denkt dat Couperus als befaamd Hagenaar emotioneel gehecht was aan onze stad en om louter zakelijke reden naar het oosten vertrok, heeft het mis. Hoewel het idee voor de reis geïnitieerd werd door de ''Haagsche Post'', had Couperus zelf al talloze malen aangegeven uit Den Haag weg te willen. Hij meende ziek te worden van de erbarmelijke weersomstandigheden, de kleinburgerlijkheid en het geroddel op het Haagse thuisfront. Warm gemaakt door de sprookjes uit Duizend-en-een-nacht hoopte hij in Algerije zon en rust te vinden. In zijn eerste reisbrief meldt hij dan ook bevlogen: ''Oh Zaligheid! Ik 'woon' niet meer!, de vagebond is opgelucht om na vijf jaar 'huisarrest' in Den Haag weer te kunnen reizen''. Marius Bauer zal zich mogelijk herkend hebben in de hartenkreten van Couperus toen hij zelf schreef: ''Waarom dat eeuwige dwepen met sloten, plassen en molens, waar men zwelgen kan in de lijnen en kleuren van tropische wouden en tempels?'' Zijn dromerige etsen laten zien, dat ook hij in de ban was van oosterse sprookjes. Hij reisde maar liefst drie keer door de Oriënt om de geheimzinnige landschappen in kleurrijke aquarellen te vereeuwigen. Buschman merkt terecht op dat beide Hagenaars hun reisbestemming opvallend rooskleurig in beeld brengen. Terwijl reizende tijdgenoten zich verontwaardigd uitlieten over de plaatselijke vrouwenonderdrukking, de Franse tirannie, prostitutie en armoede, stelt Couperus deze minder fraaie zaken slechts mondjesmaat aan de orde in zijn brieven. Hoewel zijn enthousiaste toon ietwat verbleekt naarmate hij langer in de Oriënt verblijft, lijkt hij de politieke ongelijkheid zo veel mogelijk te vermijden en richt hij zich liever op het beschrijven van praktische onbenulligheden. Bauers oriëntalistische droom lijkt zelfs nog beter bestand tegen lokale misères. Terwijl hij er regelmatig van werd beschuldigd louter oosterse fata morgana's te schilderen, ging hij onverstoord door met het vervaardigen van mysterieuze ongerepte taferelen. Buschman geeft diverse verklaringen voor deze halsstarrige verheerlijking van het oosten door de beide Hagenaars. Haar boek vormt dan ook een waardevolle aanvulling op de expositie, waar Bauers schilderijen, archiefmateriaal, artefacten en het wassen beeld van Couperus in toepasselijk gewaad voor een meer vrijblijvende, oosterse sfeer zorgen. Toch heeft ook dit zijn charme. Je kunt het onbeschaamd oriëntalistisch noemen, maar het sluit wel mooi aan bij de onwankelbare, romantische inslag van Bauer en Couperus.
De Oriënt verkend,
Op reis met Louis Couperus en Marius Bauer
te zien t/m 8 oktober 2017
Louis Couperus Museum
voor extra activiteiten kijk op:
www.louiscouperusmuseum.nl
'Couperus in de Orient' is o.a. te koop in de museumwinkel