Solo-expositie ‘Say Cheese’ van Martin Creed in Museum Voorlinden
Na de minimalistische kleurvlakken van Ellsworth Kelly vond de artistiek directeur van Museum Voorlinden Suzanne Swarts het tijd voor iets heel anders. De tweede solo-expositie is daarom gewijd aan de wereldberoemde kunstenaar Martin Creed. Zijn performances, muzikale interventies, stapelsculpturen en bonte schilderijen ogen feestelijk, maar zijn gebaseerd op strenge regels.
‘Heel Voorlinden is in de ban van Martin Creed’, vertelt Swarts bij de opening.
Niet alleen omdat zijn werken nu overal in het museum te zien en vooral te horen zijn, maar ook doordat de opbouw van de tentoonstelling een gigantische klus was. Tien dagen lang zijn zestien mensen non-stop bezig geweest. In plaats van de geselecteerde werken in de zalen te installeren, moest team Voorlinden veel werken namelijk zelf vervaardigen. De instructies die Creed hierbij gaf waren uiterst gedetailleerd en complex. ‘Voor het werk No. 1779 bijvoorbeeld, moesten we met een verfroller in exact twee bewegingen rode ruitvormen op een wand schilderen’ meldt Swarts. Een vervelende bijkomstigheid was dat de breedte van de ruiten gelijk moest zijn aan de breedte van de roller. De imperfecties die deze handicap veroorzaakte mochten van Creed niet gecorrigeerd worden. Vergelijkbaar frustrerend was het werk No. 1806. Hiervoor moest het opbouwteam in webshops op zoek gaan naar 104 unieke soorten gekleurde tape en deze met de hand in verticale lijnen zo recht mogelijk op de wand plakken. De moeilijkheid hiervan was dat de tape voortdurend aan je vingers bleef kleven. Ook het ophangen van duizend ingelijste broccoli-afdrukken (No. 1000), het verpotten van een rij cactussen (No.587) en het opstapelen van 1347 wc-rollen (no. 1826) bleek uitdagender dan verwacht. De performances spannen echter de kroon wat betreft vereiste inspanning. Zo moet ieder moment dat het museum open is een pianist één voor één alle toetsen van een piano aanslaan. Daarnaast worden er op gezette tijden door een wandelorkestje punk nummers van Creed gespeeld en op bepaalde dagen zal er elke 15 seconden een hardloper voor de glazen achterwand van het museum moeten ‘rennen voor zijn leven’. Veel mensen hadden zich hiervoor aangemeld, maar omdat korte-afstand-sprints belastend zijn voor de gewichten heeft het museum alleen semiprofessionele hardlopers in dienst genomen die elkaar volgens een strak rooster aflossen. ’Als ik had geweten waar ik aan begonnen was, had ik een meer bescheiden selectie werken gemaakt’ vertelt Swarts. ‘Gelukkig wist ik bij het samenstellen van de tentoonstelling nog niet aan welke strenge eisen ieder werk moest voldoen en is het nu toch gelukt om maar liefs veertig werken te presenteren’.
Dwangmatig
Dat Creed als befaamd kunstenaar hoge eisen stelt aan zijn kunst is logisch, maar waarom hij zo dwangmatig vasthoudt aan toch vooral willekeurig gekozen tijden en regeltjes is minder helder. Swarts laat doorschemeren dat Creed een wat excentrieke man is die last heeft van opmerkelijke fobieën en neurosen. Zo heeft hij een bijna ziekelijke afkeer van kaas, verzamelt hij graag zijn eigen haren en wordt hij regelmatig getroffen door angstaanvallen die hem ervan weerhouden naar sociale activiteiten te komen. Zijn kunst gebuikt hij om de chaotische wereld waarin hij leeft overzichtelijk en geordend te houden. Creed lijkt dit beeld van zichzelf te bevestigen met opmerkingen in de trant van ‘de wereld is een rommeltje en ik wil alles opruimen’. Maar hoe geordend zijn individuele kunstwerken ook mogen zijn, de expositie als geheel maakt allerminst een overzichtelijke indruk. Zo word je als bezoeker, nadat je bij de entree een benauwend ballonnenbad hebt doorkruist, in de eerste zaal blootgesteld aan het zenuwslopende getik van 39 metronomen die in 39 verschillende standen staan. Om de spanning extra op te voeren staan er tussen de talrijke stapelsculpturen knipperende neonlichten die teksten als ‘Don’t Worry, ‘Say Cheese’ en ‘Everything will be alright’ op je af vuren. Als je geluk hebt, kun je naast het onophoudelijke pianogepingel ook de punknummers van het orkestje horen die als oorwurmen door de expositie paraderen. Zijn Creeds kunstwerken oprechte pogingen om orde in de wereld aan te brengen? Of drijft Creed juist de spot met elke vorm van dwangmatigheid door de bezoeker onder te dompelen in een soort neurotische chaos?
Wie het weet mag het zeggen. Hoe dan ook, Creed komt met alles weg. Zo won hij met een soortgelijk werk als het getoonde ‘A lamp going on and off’(waarbij een lamp steeds aan en uit gaat) in 2001 de prestigieuze Turner Prijs. Zijn hardlopers mochten in 2008 ook al in de Tate langs de kunstwerken sprinten. En zijn geniale tekst ‘Everything is going to be alright’ heeft een permanente plek op de gevel van het Scottisch National Gallery. Behalve irritant is het werk van Creed toch ook verfrissend en humoristisch. Bovendien zijn hardlopers in een kunstmuseum heerlijk om naar te kijken.
‘Say Cheese’ Solo-expositie Martin Creed
t/m 7 mei 2017
Museum Voorlinden
www.voorlinden.nl
(vraag bij de balie naar tijden van de performances)
Foto: Casper Verborg
Na de minimalistische kleurvlakken van Ellsworth Kelly vond de artistiek directeur van Museum Voorlinden Suzanne Swarts het tijd voor iets heel anders. De tweede solo-expositie is daarom gewijd aan de wereldberoemde kunstenaar Martin Creed. Zijn performances, muzikale interventies, stapelsculpturen en bonte schilderijen ogen feestelijk, maar zijn gebaseerd op strenge regels.
‘Heel Voorlinden is in de ban van Martin Creed’, vertelt Swarts bij de opening.
Niet alleen omdat zijn werken nu overal in het museum te zien en vooral te horen zijn, maar ook doordat de opbouw van de tentoonstelling een gigantische klus was. Tien dagen lang zijn zestien mensen non-stop bezig geweest. In plaats van de geselecteerde werken in de zalen te installeren, moest team Voorlinden veel werken namelijk zelf vervaardigen. De instructies die Creed hierbij gaf waren uiterst gedetailleerd en complex. ‘Voor het werk No. 1779 bijvoorbeeld, moesten we met een verfroller in exact twee bewegingen rode ruitvormen op een wand schilderen’ meldt Swarts. Een vervelende bijkomstigheid was dat de breedte van de ruiten gelijk moest zijn aan de breedte van de roller. De imperfecties die deze handicap veroorzaakte mochten van Creed niet gecorrigeerd worden. Vergelijkbaar frustrerend was het werk No. 1806. Hiervoor moest het opbouwteam in webshops op zoek gaan naar 104 unieke soorten gekleurde tape en deze met de hand in verticale lijnen zo recht mogelijk op de wand plakken. De moeilijkheid hiervan was dat de tape voortdurend aan je vingers bleef kleven. Ook het ophangen van duizend ingelijste broccoli-afdrukken (No. 1000), het verpotten van een rij cactussen (No.587) en het opstapelen van 1347 wc-rollen (no. 1826) bleek uitdagender dan verwacht. De performances spannen echter de kroon wat betreft vereiste inspanning. Zo moet ieder moment dat het museum open is een pianist één voor één alle toetsen van een piano aanslaan. Daarnaast worden er op gezette tijden door een wandelorkestje punk nummers van Creed gespeeld en op bepaalde dagen zal er elke 15 seconden een hardloper voor de glazen achterwand van het museum moeten ‘rennen voor zijn leven’. Veel mensen hadden zich hiervoor aangemeld, maar omdat korte-afstand-sprints belastend zijn voor de gewichten heeft het museum alleen semiprofessionele hardlopers in dienst genomen die elkaar volgens een strak rooster aflossen. ’Als ik had geweten waar ik aan begonnen was, had ik een meer bescheiden selectie werken gemaakt’ vertelt Swarts. ‘Gelukkig wist ik bij het samenstellen van de tentoonstelling nog niet aan welke strenge eisen ieder werk moest voldoen en is het nu toch gelukt om maar liefs veertig werken te presenteren’.
Dwangmatig
Dat Creed als befaamd kunstenaar hoge eisen stelt aan zijn kunst is logisch, maar waarom hij zo dwangmatig vasthoudt aan toch vooral willekeurig gekozen tijden en regeltjes is minder helder. Swarts laat doorschemeren dat Creed een wat excentrieke man is die last heeft van opmerkelijke fobieën en neurosen. Zo heeft hij een bijna ziekelijke afkeer van kaas, verzamelt hij graag zijn eigen haren en wordt hij regelmatig getroffen door angstaanvallen die hem ervan weerhouden naar sociale activiteiten te komen. Zijn kunst gebuikt hij om de chaotische wereld waarin hij leeft overzichtelijk en geordend te houden. Creed lijkt dit beeld van zichzelf te bevestigen met opmerkingen in de trant van ‘de wereld is een rommeltje en ik wil alles opruimen’. Maar hoe geordend zijn individuele kunstwerken ook mogen zijn, de expositie als geheel maakt allerminst een overzichtelijke indruk. Zo word je als bezoeker, nadat je bij de entree een benauwend ballonnenbad hebt doorkruist, in de eerste zaal blootgesteld aan het zenuwslopende getik van 39 metronomen die in 39 verschillende standen staan. Om de spanning extra op te voeren staan er tussen de talrijke stapelsculpturen knipperende neonlichten die teksten als ‘Don’t Worry, ‘Say Cheese’ en ‘Everything will be alright’ op je af vuren. Als je geluk hebt, kun je naast het onophoudelijke pianogepingel ook de punknummers van het orkestje horen die als oorwurmen door de expositie paraderen. Zijn Creeds kunstwerken oprechte pogingen om orde in de wereld aan te brengen? Of drijft Creed juist de spot met elke vorm van dwangmatigheid door de bezoeker onder te dompelen in een soort neurotische chaos?
Wie het weet mag het zeggen. Hoe dan ook, Creed komt met alles weg. Zo won hij met een soortgelijk werk als het getoonde ‘A lamp going on and off’(waarbij een lamp steeds aan en uit gaat) in 2001 de prestigieuze Turner Prijs. Zijn hardlopers mochten in 2008 ook al in de Tate langs de kunstwerken sprinten. En zijn geniale tekst ‘Everything is going to be alright’ heeft een permanente plek op de gevel van het Scottisch National Gallery. Behalve irritant is het werk van Creed toch ook verfrissend en humoristisch. Bovendien zijn hardlopers in een kunstmuseum heerlijk om naar te kijken.
‘Say Cheese’ Solo-expositie Martin Creed
t/m 7 mei 2017
Museum Voorlinden
www.voorlinden.nl
(vraag bij de balie naar tijden van de performances)
Foto: Casper Verborg