Met het verdwijnen van God naar de achtergrond van het wereldtoneel, zijn we aangeland in een tijd waarin we niet langer alles op de verantwoordelijkheid van het hogere kunnen schuiven. Gewapend met pen, papier en meetapparatuur zijn we aan de slag gegaan om de raadsels van het toeval op te lossen en verbanden te vinden in de ogenschijnlijk willekeurige chaos om ons heen.
Wetenschappers kunnen nu talloze fenomenen nauwgezet verklaren en we hebben geleerd dat aan elk zuchtje wind een verschuiving in de aardse energievelden vooraf gaat, dat elk insect een belangrijke unieke functie vervuld en de regenboog ontstaat doordat zonlicht weerkaatst wordt in waterkristallen. Na een ramp of ongeluk kunnen we vaak al de volgende dag in de krant over de waarschijnlijke oorzaak lezen.
De opvatting van bioloog Dirk Hilenius over het toeval klinkt dan ook aannemelijk.
In 1980 schreef hij in de wetenschappelijke bijlage van de NCR Handelsblad dat, behalve bij de kleinste deeltjes, alles een oorzaak en een gevolg heeft en dat het toeval daarom niet bestaat.
“Het woord toeval bestaat alleen omdat onze hersenen te klein zijn om alle samenhangen te begrijpen.”
Strikt genomen klinkt het logisch, dat dingen niet toevallig gebeuren en om vooruitgang te kunnen boeken, dient elke wetenschapper hier vanuit te gaan. Toch blijft het woord toeval in ons dagelijks taalgebruik prominent aanwezig. Regelmatig stuiten we op gebeurtenissen die we niet kunnen plaatsen. Wanneer we vervolgens uitroepen “Dat is toevallig! ” of “Dat kan geen toeval zijn!” lijken we eigenlijk te bedoelen dat we iets niet begrijpen. De wetenschap kan vervolgens proberen om, als een wijze vader, de toevalligheden nauwgezet voor ons uit te leggen. De vraag is of een wetenschappelijke verklaring ons daadwerkelijk verder kan helpen? Willen we eigenlijk wel logische verklaringen voor onze toevalligheden, of duidt ons gebruik van het woord toeval op meer dan ons eigen gebrek aan overzicht?
Tot op heden lijken onze logische wetenschappelijke verklaringen voor het toeval steeds te kort schieten. Het toeval blijft hierdoor overeind staan. Sterker nog, analytische observaties kunnen het toeval juist benadrukken. Als de krantenkop verklaart dat een vliegtuigongeluk is veroorzaakt door een metaalsplinter in de propeller, vermoed ik dat dit als verklaring voor de ramp voor de meeste lezers niet geheel bevredigend is. We worden met onze neus op onze eigen nietigheid gedrukt. Met het besef dat rampen kunnen ontstaan door de kleinste onbenulligheden, lijken geluk en ongeluk een kwestie van blind toeval waar we weerloos tegenover staan.
De wetenschappelijke verklaring, die het toeval met behulp van de logische causaliteit probeert te ontmaskeren, kan zo in de subjectieve beleving een gevoel van toevalligheid juist versterken. Als we in onze verbeelding immers nog een stap teruggaan in de causale keten, kunnen we ons voorstellen, dat een alerte controleur de ramp had kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld als zijn vrouw hem niet gebeld had met de boodschap dat ze vanwege zijn ontrouw van hem wil scheiden, waardoor hij tijdens de controle minder geconcentreerd was. Dat hij medeverantwoordelijk is voor de ramp kunnen we duidelijk bevatten. Of was het wellicht ook de piloot die het vliegtuig te laat binnen bracht, waardoor er geen tijd meer was voor een laatste check-up? En is de vrouw van de controleur ook niet medeverantwoordelijk voor de vliegtuigramp, omdat ze hem op een ongunstig tijdstip belde? En de minnares van de controleur die hem ertoe verleidde vreemd te gaan? Of ook de vriend van de minnares die haar mishandelde waardoor ze haar troost ging zoeken bij iemand anders? En de trage tankbediende die de piloot er een uur eerder van weerhield tijdig te vertrekken ? Je kunt eindeloos lang terugdenken in de tijd, langs allerlei mensen en verschillende gebeurtenissen, om uiteindelijk te concluderen dat via talloze vertakkingen alles met elkaar samenhangt.
Dit concept van een samenhangend geheel, brengt ons terug bij Hilenius. Door de gedachte dat alles met alles samenhangt, kan elk ogenschijnlijk machteloos individu, zonder het zelf te beseffen, ieder moment medeplichtig zijn aan rampen en heldendaden en zijn we dus alles behalve nietig en machteloos.
Misschien vormen we zelf wel de kracht die geluk en ongeluk uitzaait over de wereld.
We ervaren die kracht vaak als toevallig omdat ons zicht daarop na enkele causaliteitschakels al vertroebeld wordt. In feite hebben we er geen idee van hoe onze energieën en invloeden zich bewegen over de aardbol.
Door de kortzichtigheid van de logische verklaring zien we vaak slechts één kant van de medaille. De metaalsplinter is de oorzaak van een ramp, of de slordige controleur. Dat ze beiden en nog veel meer personen verantwoordelijk zijn, laten we, door gebrek aan overzicht, buiten beschouwing.
Daarbij vermoed ik, wanneer we iets toevallig noemen, we eigenlijk niet zitten te wachten op een simpele logische verklaring, die de bijzondere glans wegpoetst. Iedere logische verklaring zal ons immers als onvolledig in de oren klinken en doet geen recht aan de magische kant van de toevallige gebeurtenis. De enige volledige verklaring voor een toevalligheid omvat immers alles, zowel onze macht als onze nietigheid. Daardoor blijft er steeds een vermoeden sluimeren van een groter geheel dat schuilgaat achter elke gebeurtenis.
Een analytische observatie is niet meer dan het toonbaar maken van enkele oppervlakkige, zichtbare schakels uit een oneindig groot en complex causaliteitsweb met oneindig veel onzichtbare lagen. Geen wonder dat een onbevredigend gevoel blijft knagen, nadat we de krant hebben dichtgeslagen. De onbevattelijkheid van het toeval willen we niet enkel toeschrijven aan een enkele, nietige metaalsplinter.
We gebruiken dus het woord “toeval” vaak omdat de wetenschappelijke verklaring voor een gebeurtenis meestal niet bevredigend is; er blijft steeds een vermoeden van een grotere samenhang. Misschien doen we het toeval nog het meeste recht, als we de analytische, logische verklaring aanvullen met onze verbeelding. Als we de gebeurtenis niet slechts willen verklaren door een metaalsplinter, kunnen we beter trachten ons een grotere samenhang voor te stellen, die zich als het ware weerspiegelt in de metaalsplinter. Niet alleen met een logische verklaring, maar tevens met onze verbeelding kunnen we zo een glimp krijgen van de overweldigende complexe samenhang die ten grondslag ligt aan een “toevallige” gebeurtenis.
Wetenschappers kunnen nu talloze fenomenen nauwgezet verklaren en we hebben geleerd dat aan elk zuchtje wind een verschuiving in de aardse energievelden vooraf gaat, dat elk insect een belangrijke unieke functie vervuld en de regenboog ontstaat doordat zonlicht weerkaatst wordt in waterkristallen. Na een ramp of ongeluk kunnen we vaak al de volgende dag in de krant over de waarschijnlijke oorzaak lezen.
De opvatting van bioloog Dirk Hilenius over het toeval klinkt dan ook aannemelijk.
In 1980 schreef hij in de wetenschappelijke bijlage van de NCR Handelsblad dat, behalve bij de kleinste deeltjes, alles een oorzaak en een gevolg heeft en dat het toeval daarom niet bestaat.
“Het woord toeval bestaat alleen omdat onze hersenen te klein zijn om alle samenhangen te begrijpen.”
Strikt genomen klinkt het logisch, dat dingen niet toevallig gebeuren en om vooruitgang te kunnen boeken, dient elke wetenschapper hier vanuit te gaan. Toch blijft het woord toeval in ons dagelijks taalgebruik prominent aanwezig. Regelmatig stuiten we op gebeurtenissen die we niet kunnen plaatsen. Wanneer we vervolgens uitroepen “Dat is toevallig! ” of “Dat kan geen toeval zijn!” lijken we eigenlijk te bedoelen dat we iets niet begrijpen. De wetenschap kan vervolgens proberen om, als een wijze vader, de toevalligheden nauwgezet voor ons uit te leggen. De vraag is of een wetenschappelijke verklaring ons daadwerkelijk verder kan helpen? Willen we eigenlijk wel logische verklaringen voor onze toevalligheden, of duidt ons gebruik van het woord toeval op meer dan ons eigen gebrek aan overzicht?
Tot op heden lijken onze logische wetenschappelijke verklaringen voor het toeval steeds te kort schieten. Het toeval blijft hierdoor overeind staan. Sterker nog, analytische observaties kunnen het toeval juist benadrukken. Als de krantenkop verklaart dat een vliegtuigongeluk is veroorzaakt door een metaalsplinter in de propeller, vermoed ik dat dit als verklaring voor de ramp voor de meeste lezers niet geheel bevredigend is. We worden met onze neus op onze eigen nietigheid gedrukt. Met het besef dat rampen kunnen ontstaan door de kleinste onbenulligheden, lijken geluk en ongeluk een kwestie van blind toeval waar we weerloos tegenover staan.
De wetenschappelijke verklaring, die het toeval met behulp van de logische causaliteit probeert te ontmaskeren, kan zo in de subjectieve beleving een gevoel van toevalligheid juist versterken. Als we in onze verbeelding immers nog een stap teruggaan in de causale keten, kunnen we ons voorstellen, dat een alerte controleur de ramp had kunnen voorkomen. Bijvoorbeeld als zijn vrouw hem niet gebeld had met de boodschap dat ze vanwege zijn ontrouw van hem wil scheiden, waardoor hij tijdens de controle minder geconcentreerd was. Dat hij medeverantwoordelijk is voor de ramp kunnen we duidelijk bevatten. Of was het wellicht ook de piloot die het vliegtuig te laat binnen bracht, waardoor er geen tijd meer was voor een laatste check-up? En is de vrouw van de controleur ook niet medeverantwoordelijk voor de vliegtuigramp, omdat ze hem op een ongunstig tijdstip belde? En de minnares van de controleur die hem ertoe verleidde vreemd te gaan? Of ook de vriend van de minnares die haar mishandelde waardoor ze haar troost ging zoeken bij iemand anders? En de trage tankbediende die de piloot er een uur eerder van weerhield tijdig te vertrekken ? Je kunt eindeloos lang terugdenken in de tijd, langs allerlei mensen en verschillende gebeurtenissen, om uiteindelijk te concluderen dat via talloze vertakkingen alles met elkaar samenhangt.
Dit concept van een samenhangend geheel, brengt ons terug bij Hilenius. Door de gedachte dat alles met alles samenhangt, kan elk ogenschijnlijk machteloos individu, zonder het zelf te beseffen, ieder moment medeplichtig zijn aan rampen en heldendaden en zijn we dus alles behalve nietig en machteloos.
Misschien vormen we zelf wel de kracht die geluk en ongeluk uitzaait over de wereld.
We ervaren die kracht vaak als toevallig omdat ons zicht daarop na enkele causaliteitschakels al vertroebeld wordt. In feite hebben we er geen idee van hoe onze energieën en invloeden zich bewegen over de aardbol.
Door de kortzichtigheid van de logische verklaring zien we vaak slechts één kant van de medaille. De metaalsplinter is de oorzaak van een ramp, of de slordige controleur. Dat ze beiden en nog veel meer personen verantwoordelijk zijn, laten we, door gebrek aan overzicht, buiten beschouwing.
Daarbij vermoed ik, wanneer we iets toevallig noemen, we eigenlijk niet zitten te wachten op een simpele logische verklaring, die de bijzondere glans wegpoetst. Iedere logische verklaring zal ons immers als onvolledig in de oren klinken en doet geen recht aan de magische kant van de toevallige gebeurtenis. De enige volledige verklaring voor een toevalligheid omvat immers alles, zowel onze macht als onze nietigheid. Daardoor blijft er steeds een vermoeden sluimeren van een groter geheel dat schuilgaat achter elke gebeurtenis.
Een analytische observatie is niet meer dan het toonbaar maken van enkele oppervlakkige, zichtbare schakels uit een oneindig groot en complex causaliteitsweb met oneindig veel onzichtbare lagen. Geen wonder dat een onbevredigend gevoel blijft knagen, nadat we de krant hebben dichtgeslagen. De onbevattelijkheid van het toeval willen we niet enkel toeschrijven aan een enkele, nietige metaalsplinter.
We gebruiken dus het woord “toeval” vaak omdat de wetenschappelijke verklaring voor een gebeurtenis meestal niet bevredigend is; er blijft steeds een vermoeden van een grotere samenhang. Misschien doen we het toeval nog het meeste recht, als we de analytische, logische verklaring aanvullen met onze verbeelding. Als we de gebeurtenis niet slechts willen verklaren door een metaalsplinter, kunnen we beter trachten ons een grotere samenhang voor te stellen, die zich als het ware weerspiegelt in de metaalsplinter. Niet alleen met een logische verklaring, maar tevens met onze verbeelding kunnen we zo een glimp krijgen van de overweldigende complexe samenhang die ten grondslag ligt aan een “toevallige” gebeurtenis.