De kunstenaar als wegbereider van een nieuwe samenleving in ‘Call of the Mall’
Commercie en kunst worden vaak gezien als twee tegenpolen die elkaar moeilijk verdragen. Hoewel kunst deel uitmaakt van de markteconomie, past ze meestal niet in een verkoopplaatje. Een goed kunstwerk omarmt de vrijheid om te bekritiseren en te vernieuwen. Artistieke kwaliteit ontwikkelt zich om deze reden vaak los de markteconomie en loopt vooruit op de massa.
Maar terwijl populisme meestal wordt vermeden binnen het kunstcircuit, heeft de kunst zijn publiek wel nodig. Zeker nu de culturele bezuinigingen in werking zijn getreden en talloze expositieruimtes de deuren noodgedwongen hebben gesloten, is het belangrijk dat er nieuwe manieren ontwikkeld worden waarmee de kunst zich kan profileren en onderhouden.
Het advies om ‘commerciëler te denken’ roept bij menig kunstliefhebber gemengde gevoelens op. Is de kunstenaar gedwongen om zich aan te passen aan de marktvraag als hij een groter publiek aan wil spreken? Of zijn er andere mogelijkheden om kunst populairder te maken zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de autonomie van het werk?
De Kunstmanifestatie ‘Call of the Mall’ die deze maand van start is gegaan in het Utrechts winkelcentrum Hoog-Catharijne, kan gezien worden als een goede poging om kunst bij een groot publiek te brengen en tegelijkertijd de kwaliteit van de werken te waarborgen.
Voor de kunstmanifestatie ‘Call of de Mall’ zijn te midden van het winkelcentrum uiteenlopende werken van 25 kunstenaars geplaatst en worden er een zomer lang diverse evenementen en performances georganiseerd. Niet alleen zorgen zij voor een afwisselende kunstroute door het reusachtige complex, maar ook ontstaat er een bijzondere vermenging van argeloze voorbijgangers en geïnteresseerde bezoekers.
Voor de organisatie van de expositie is er samengewerkt met de eigenaren en ondernemers die in het winkelcentrum gevestigd zijn. Hoog-Catharijne dat in de jaren ’70 uitgeroepen werd tot de modernste ‘Shoppingmall’ van Europa, is langzamerhand aan het aftakelen en raakt minder in trek bij winkelend Utrecht. Toenemende populariteit van internetshoppen en de symptomen van de economische crisis vormen de hoofdredenen dat de winkels minder bezocht worden.
Voor de eigenaren van Hoog Catharijne is de manifestatie een manier om het grauwe winkelcentrum tijdelijk een fris imago te geven, terwijl zij zich klaarmaken voor een grote verbouwing. Voor de kunstenaars is ‘Call of the Mall’ een unieke mogelijkheid om in een bijzondere omgeving hun werk op te bouwen en toegang te krijgen tot de duizenden passanten die zich dagelijks in Hoog-Catharijne begeven.
‘Call of the Mall’ brengt met het evenement de kunst dichter bij een groter publiek en werkt samen met de commerciële wereld. De reden dat dit gebeurt, is niet alleen praktisch van aard, maar de organisatie gaat er vanuit dat de commerciële omgeving de werken ook inhoudelijk kan versterken. Vanuit het idee dat de huidige samenleving toe is aan verandering, worden de deelnemende kunstenaars uitgenodigd om te reflecteren op het kapitalistisch systeem en na te denken over alternatieve samenlevingsvormen. Het winkelcentrum is in dit opzicht niet alleen een gemakkelijke plaats om een groot publiek te bereiken maar tevens is het een goede locatie om te reflecteren op de tanende glorie van het kapitalistisch systeem. Temidden van de passerende mensenmassa’s worden de kunstenaars geacht om de eerste stappen te zetten naar een nieuwe samenleving, waarbinnen de mens weer op een persoonlijke en individuele manier wordt aangesproken. ‘Want’, stelt de organisatie ‘het is de kunst die in staat is om de wereld te tonen zoals we haar nog niet kenden, die ons confronteert met andere mogelijkheden en vragen stelt zonder antwoorden te verwachten’. De kunstenaar kan zo de weg vrijmaken naar het nieuwe tijdperk waar de samenleving aan toe is.
Het is de vraag of de kunstenaars uiteindelijk degenen zullen zijn, die de samenleving op weg helpen naar een nieuwe era. De manier waarop de kunstenaars vorm gegeven hebben aan de boodschap is echter in veel gevallen origineel en eigenzinnig. Veel van de kunstenaars hebben het gedateerde winkelcentrum inderdaad als conceptueel uitgangspunt genomen. Bij een groot deel van de werken zijn het passerend publiek en de locatie essentieel voor van de boodschap die uitgedragen wordt.
Een voorbeeld hiervan is het werk en tevens performance van Robbie Cornelissen.
Terwijl zakenmannen een broodje frikadel naar binnen proppen alvorens ze naar een volgende vergadering snellen, zit de kunstenaar enkele meters naast de snackbar te werken aan een fijnzinnige potloodtekening. Temidden van de drukke stationshal wordt zijn werk een metafoor voor rust en toewijding, die de haastige reiziger stilletjes confronteert met hun hectisch bestaan. Een ander voorbeeld is het beeld ‘Tankman’ dat midden in een drukke smalle doorloop van hoog Catharijne is neergezet. Het beeld van de Chinese anonieme man, die in 1989 in China een lange rij oorlogtanks tot stilstand bracht, zorgt in deze doorloop van hoog Catharijne steeds voor korte opstoppingen. Niet omdat het de weg blokkeert, maar vooral omdat nieuwsgierige bezoekers die zich vergapen aan de ‘levensechtheid’ van het beeld. Tankman haalt zo, vijfentwintig jaar na dato, mensen opnieuw uit hun routine en laat de bezoekers letterlijk een moment stilstaan.
In de kelder van V&D wordt er op bepaalde tijden een andere vorm van bezinning opgeroepen.
In deze donkere ruimte is een groep traditionele Soefie-aanhangers een rituele dans aan het uitvoeren. Terwijl een verdieping hoger de ‘koopavond’ in volle gang is, draaien de dansers urenlang rond hun eigen as. Door deze dans geraken ze in steeds hogere bewustzijnssferen en komen zo dichter bij hun ‘goddelijke kern’. Hun mystieke dans vormt een schril contrast met het de uitverkoop drukte op de hogere verdieping.
Terwijl een aantal werken binnen de drukte van het winkelcentrum een spirituele of meditatieve boodschap uitdragen, zijn andere kunstenaars in ‘Call of the Mall’ aan de slag gegaan met het creëren van een nieuw gevoel van verbondenheid en vrijheid.
Op de daken van de parkeerplaats heeft Ester van de Wiel kleine tuintjes aangelegd waar kantoormedewerkers en bewoners van Hoog-Catharijne hun eigen groenten en kippeneieren vandaan kunnen halen. Melle Smets zorgt er met zijn radioprogramma ‘Homo Ludens’ voor, dat verhalen van buurtbewoners onder de aandacht worden gebracht.
Ondertussen heeft Pilvi Takala alle vergunningen aangevraagd die maar aangevraagd konden worden in het winkelcentrum. Op de ‘Vergunnigsvolle zone’ die ze gecreëerd heeft, kan iedereen die wil zijn eigen muzikale of artistieke talenten tonen, versgebakken cake verkopen of een geweldloze demonstratie houden.
De werken die ‘Call of the Mall’ toont, zijn te gevarieerd om onder een gemeenschappelijke noemer te vallen. Toch vormen alle werken een stille tegenstelling met de commerciële omgeving en vragen ze zachtjes om bezinning, verbondenheid, nieuw bewustzijn of reflectie zonder belerend of dwingend te worden.
Op de vraag of er mogelijkheden zijn om kunst populairder te maken, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de autonomie van het werk, geeft ‘Call of the Mall’ een duidelijk antwoord.
De commerciële omgeving zorgt niet voor een verstoring van de concentratie op de werken, maar vormt juist een ondersteunende factor. Het maakt, dat de ideeën die de werken uitdragen, versterkt tot uitdrukking komen. Terwijl de kunstenaars van een groot publiek genieten, blijft de kwaliteit van de werken gewaarborgd.
De boodschap die ‘Call of the Mall’ uitdraagt is hoopgevend: ook in tijden van culturele bezuinigingen zijn de mogelijkheden voor de kunst eindeloos. Het vernieuwende en bewustzijnsverruimende karakter van de kunst kan ook in de chaos van alledag doorwerken op haar publiek. Wellicht kan de kunst vooral van invloed zijn op de samenleving wanneer ze in de publieke ruimte wordt getoond in plaats van in een afgezonderde galerie.
Commercie en kunst worden vaak gezien als twee tegenpolen die elkaar moeilijk verdragen. Hoewel kunst deel uitmaakt van de markteconomie, past ze meestal niet in een verkoopplaatje. Een goed kunstwerk omarmt de vrijheid om te bekritiseren en te vernieuwen. Artistieke kwaliteit ontwikkelt zich om deze reden vaak los de markteconomie en loopt vooruit op de massa.
Maar terwijl populisme meestal wordt vermeden binnen het kunstcircuit, heeft de kunst zijn publiek wel nodig. Zeker nu de culturele bezuinigingen in werking zijn getreden en talloze expositieruimtes de deuren noodgedwongen hebben gesloten, is het belangrijk dat er nieuwe manieren ontwikkeld worden waarmee de kunst zich kan profileren en onderhouden.
Het advies om ‘commerciëler te denken’ roept bij menig kunstliefhebber gemengde gevoelens op. Is de kunstenaar gedwongen om zich aan te passen aan de marktvraag als hij een groter publiek aan wil spreken? Of zijn er andere mogelijkheden om kunst populairder te maken zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de autonomie van het werk?
De Kunstmanifestatie ‘Call of the Mall’ die deze maand van start is gegaan in het Utrechts winkelcentrum Hoog-Catharijne, kan gezien worden als een goede poging om kunst bij een groot publiek te brengen en tegelijkertijd de kwaliteit van de werken te waarborgen.
Voor de kunstmanifestatie ‘Call of de Mall’ zijn te midden van het winkelcentrum uiteenlopende werken van 25 kunstenaars geplaatst en worden er een zomer lang diverse evenementen en performances georganiseerd. Niet alleen zorgen zij voor een afwisselende kunstroute door het reusachtige complex, maar ook ontstaat er een bijzondere vermenging van argeloze voorbijgangers en geïnteresseerde bezoekers.
Voor de organisatie van de expositie is er samengewerkt met de eigenaren en ondernemers die in het winkelcentrum gevestigd zijn. Hoog-Catharijne dat in de jaren ’70 uitgeroepen werd tot de modernste ‘Shoppingmall’ van Europa, is langzamerhand aan het aftakelen en raakt minder in trek bij winkelend Utrecht. Toenemende populariteit van internetshoppen en de symptomen van de economische crisis vormen de hoofdredenen dat de winkels minder bezocht worden.
Voor de eigenaren van Hoog Catharijne is de manifestatie een manier om het grauwe winkelcentrum tijdelijk een fris imago te geven, terwijl zij zich klaarmaken voor een grote verbouwing. Voor de kunstenaars is ‘Call of the Mall’ een unieke mogelijkheid om in een bijzondere omgeving hun werk op te bouwen en toegang te krijgen tot de duizenden passanten die zich dagelijks in Hoog-Catharijne begeven.
‘Call of the Mall’ brengt met het evenement de kunst dichter bij een groter publiek en werkt samen met de commerciële wereld. De reden dat dit gebeurt, is niet alleen praktisch van aard, maar de organisatie gaat er vanuit dat de commerciële omgeving de werken ook inhoudelijk kan versterken. Vanuit het idee dat de huidige samenleving toe is aan verandering, worden de deelnemende kunstenaars uitgenodigd om te reflecteren op het kapitalistisch systeem en na te denken over alternatieve samenlevingsvormen. Het winkelcentrum is in dit opzicht niet alleen een gemakkelijke plaats om een groot publiek te bereiken maar tevens is het een goede locatie om te reflecteren op de tanende glorie van het kapitalistisch systeem. Temidden van de passerende mensenmassa’s worden de kunstenaars geacht om de eerste stappen te zetten naar een nieuwe samenleving, waarbinnen de mens weer op een persoonlijke en individuele manier wordt aangesproken. ‘Want’, stelt de organisatie ‘het is de kunst die in staat is om de wereld te tonen zoals we haar nog niet kenden, die ons confronteert met andere mogelijkheden en vragen stelt zonder antwoorden te verwachten’. De kunstenaar kan zo de weg vrijmaken naar het nieuwe tijdperk waar de samenleving aan toe is.
Het is de vraag of de kunstenaars uiteindelijk degenen zullen zijn, die de samenleving op weg helpen naar een nieuwe era. De manier waarop de kunstenaars vorm gegeven hebben aan de boodschap is echter in veel gevallen origineel en eigenzinnig. Veel van de kunstenaars hebben het gedateerde winkelcentrum inderdaad als conceptueel uitgangspunt genomen. Bij een groot deel van de werken zijn het passerend publiek en de locatie essentieel voor van de boodschap die uitgedragen wordt.
Een voorbeeld hiervan is het werk en tevens performance van Robbie Cornelissen.
Terwijl zakenmannen een broodje frikadel naar binnen proppen alvorens ze naar een volgende vergadering snellen, zit de kunstenaar enkele meters naast de snackbar te werken aan een fijnzinnige potloodtekening. Temidden van de drukke stationshal wordt zijn werk een metafoor voor rust en toewijding, die de haastige reiziger stilletjes confronteert met hun hectisch bestaan. Een ander voorbeeld is het beeld ‘Tankman’ dat midden in een drukke smalle doorloop van hoog Catharijne is neergezet. Het beeld van de Chinese anonieme man, die in 1989 in China een lange rij oorlogtanks tot stilstand bracht, zorgt in deze doorloop van hoog Catharijne steeds voor korte opstoppingen. Niet omdat het de weg blokkeert, maar vooral omdat nieuwsgierige bezoekers die zich vergapen aan de ‘levensechtheid’ van het beeld. Tankman haalt zo, vijfentwintig jaar na dato, mensen opnieuw uit hun routine en laat de bezoekers letterlijk een moment stilstaan.
In de kelder van V&D wordt er op bepaalde tijden een andere vorm van bezinning opgeroepen.
In deze donkere ruimte is een groep traditionele Soefie-aanhangers een rituele dans aan het uitvoeren. Terwijl een verdieping hoger de ‘koopavond’ in volle gang is, draaien de dansers urenlang rond hun eigen as. Door deze dans geraken ze in steeds hogere bewustzijnssferen en komen zo dichter bij hun ‘goddelijke kern’. Hun mystieke dans vormt een schril contrast met het de uitverkoop drukte op de hogere verdieping.
Terwijl een aantal werken binnen de drukte van het winkelcentrum een spirituele of meditatieve boodschap uitdragen, zijn andere kunstenaars in ‘Call of the Mall’ aan de slag gegaan met het creëren van een nieuw gevoel van verbondenheid en vrijheid.
Op de daken van de parkeerplaats heeft Ester van de Wiel kleine tuintjes aangelegd waar kantoormedewerkers en bewoners van Hoog-Catharijne hun eigen groenten en kippeneieren vandaan kunnen halen. Melle Smets zorgt er met zijn radioprogramma ‘Homo Ludens’ voor, dat verhalen van buurtbewoners onder de aandacht worden gebracht.
Ondertussen heeft Pilvi Takala alle vergunningen aangevraagd die maar aangevraagd konden worden in het winkelcentrum. Op de ‘Vergunnigsvolle zone’ die ze gecreëerd heeft, kan iedereen die wil zijn eigen muzikale of artistieke talenten tonen, versgebakken cake verkopen of een geweldloze demonstratie houden.
De werken die ‘Call of the Mall’ toont, zijn te gevarieerd om onder een gemeenschappelijke noemer te vallen. Toch vormen alle werken een stille tegenstelling met de commerciële omgeving en vragen ze zachtjes om bezinning, verbondenheid, nieuw bewustzijn of reflectie zonder belerend of dwingend te worden.
Op de vraag of er mogelijkheden zijn om kunst populairder te maken, zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit en de autonomie van het werk, geeft ‘Call of the Mall’ een duidelijk antwoord.
De commerciële omgeving zorgt niet voor een verstoring van de concentratie op de werken, maar vormt juist een ondersteunende factor. Het maakt, dat de ideeën die de werken uitdragen, versterkt tot uitdrukking komen. Terwijl de kunstenaars van een groot publiek genieten, blijft de kwaliteit van de werken gewaarborgd.
De boodschap die ‘Call of the Mall’ uitdraagt is hoopgevend: ook in tijden van culturele bezuinigingen zijn de mogelijkheden voor de kunst eindeloos. Het vernieuwende en bewustzijnsverruimende karakter van de kunst kan ook in de chaos van alledag doorwerken op haar publiek. Wellicht kan de kunst vooral van invloed zijn op de samenleving wanneer ze in de publieke ruimte wordt getoond in plaats van in een afgezonderde galerie.